‘Dit kan echt niet. Dat ziet u toch zelf ook wel?’
We trekken een schuldbewust gezicht. Ja,
wij zien ook wel dat onze fietsen heel erg in de weg staan. Er staan drie fietsen
op de daarvoor aangewezen plaats. Een vierde fiets staat er dwars op. En dan
wij nog.
‘U moet echt bij het volgende station uitstappen.’ Wij beloven het.
De conducteur vervolgt met opmerkingen over veiligheid, onverwachte inspecties, haar verantwoordelijkheid en mensen die onredelijk boos worden.
‘Een fietskaartje is een vervoerbewijs, geen plaatsbewijs,’ besluit zij haar tirade.
‘U moet echt bij het volgende station uitstappen.’ Wij beloven het.
De conducteur vervolgt met opmerkingen over veiligheid, onverwachte inspecties, haar verantwoordelijkheid en mensen die onredelijk boos worden.
‘Een fietskaartje is een vervoerbewijs, geen plaatsbewijs,’ besluit zij haar tirade.
Op Utrecht Centraal stappen wij uit. De hoofdconducteur – dat ze dat is had
ze ons ook nog verteld – bedankt ons wel drie keer dat we zo coöperatief zijn.
We stappen op de trein naar Amersfoort. Geen problemen hier. Maar we moeten naar Leeuwarden.
We stappen op de trein naar Amersfoort. Geen problemen hier. Maar we moeten naar Leeuwarden.
In Amersfoort de trein naar Zwolle. Hier zijn we maar liefst met 8 fietsen
en hun berijders. Zolang we geen conducteur zien, is er niets aan de hand.
Ha, in Meppel gaan er twee fietsers uit. Dat betekent dat wij met z’n
vieren achteruit het perron op moeten om de treinverlaters ruimte te geven om
uit te stappen. Aangezien wij ineens vooraan staan, kunnen we onze fietsen op
de goede plaats neerzetten en we gaan zitten.
In Heerenveen gaan er weer twee fietsers uit. En nu kunnen de twee Duitse
meisjes eindelijk ook zitten.
Dokkum
Vandaag geen pontje. We rijden via Ryptsjerk, Gytsjerk, Oentsjerk,
Aldtsjerk en Rinsumageest naar Hotel De Posthoorn in Dokkum.
Lauwersoog
Nu gaat de echte reis beginnen
Reden we gisteren door dorpen, waarvan de naam eindigde op ‘tserk’, vandaag is het achtervoegsel ‘wier’, dat verwijst naar ‘terp’.
Reden we gisteren door dorpen, waarvan de naam eindigde op ‘tserk’, vandaag is het achtervoegsel ‘wier’, dat verwijst naar ‘terp’.
In Metslawier zien we een kunstwerk van Hans Jouta ter herinnering aan Balthasar
Bekker (1634 – 1698) die een beroemd theoloog, predikant en letterkundige was.
Hij streed vooral tegen hekserij, bijgeloof en zwarte kunst. De afgebeelde kat,
bok en vleermuis bovenaan het beeld verwijzen daarnaar.
Op de dam, die van de Lauwerszee het Lauwersmeer maakte, passeren we de Fries-Groningse
grens. Bij Het Booze Wijf kunnen we met de energiezuinige fietsveerpont over
het Nieuwe Robbengat varen naar Suyderoogh, is ons beloofd.
De spinnenwebben op het Lauwersveer voorspellen niet veel goeds. Inderdaad:
uit de vaart
Veerpont Lauwersveer op zonne-energie |
Dan maar eerst koffie voor we de veerboot Rottum naar Schiermonnikoog
nemen.
Op elke tafel op het terras staat een bezem
Op elke tafel op het terras staat een bezem
We hebben de tijd en we proberen te raden waar het voor dient:
tandenstoker, nagelborsteltje, een plantje dat je geen water hoeft te geven.
Ineens wordt het raadsel opgelost: op een tafeltje naast ons worden er
puntzakken frites in geplaatst.
Zeeschip Rottum
De rode en groene betonning geeft de vaargeul aan. We varen Schiermonnikoog
eerst voorbij om later met een grote bocht terug te keren. Dat het hier
gevaarlijk varen is, blijkt wel uit de vele schipbreuken: van de Talisman in
1895, de Philip in 1827, de Johanna Margaretha in 1858 of de Damsel of Great
Yarmouth in 1859.
Op de zandplaten zien we scholeksters, kanoeten en aalscholvers. En overal
krijsende meeuwen.
Zeeschip de Monnik |
Het zusterschip Monnik heeft Schier net verlaten en passeert ons in de
nauwe vaargeul.
Ketelmannen
De Ketelmannen op hun eeuwige dooltocht |
We logeren bij Hotel de Tjattel. Die naam intrigeerde ons en aangezien er
veel scheepsattributen uitgestald waren, vermoedden wij dat het een scheepsterm
was. Toch maar even vragen.
De naam komt van de Schiermonnikoger legende van de ketelmannen, die
vertelt dat deze zielen in het donker en bij slecht weer over het eiland dolen.
De uitgestalde koperen ketel was ons niet eerder opgevallen.
Voordat we gaan eten, dwaal ik nog even over het eiland. Op het kerkhof zie
ik dat de achternaam Visser veel voorkomt. Een paar opvallende namen zijn: Klontje
en Soepboer.
We varen met de Rottum weer terug naar het vasteland.
Zeeschip de Rottum |
Josephine heeft vlak langs de Waddenzee een fietspad gezien. Ik ben een
beetje wantrouwend. Het ziet er nogal schuin uit. Maar ze heeft gelijk. Dichter
langs de Waddenzee kun je niet fietsen.
We moeten wel een paar keer omhoog om een zeer steil stuk te omzeilen. Daar
staan ook informatiepanelen. Opeens gaat mijn telefoon. Mijn man. Hij moet met
spoed opgenomen worden in het ziekenhuis. Terwijl ik de meest noodzakelijke
telefoontjes pleeg, kijkt Josephine waar het dichtstbijzijnde station ligt. Dat
blijkt Veenwouden te zijn. Na 40 kilometer fietsen, hebben we dit stationnetje
bereikt. De trein naar Leeuwarden komt over 5 minuten. Zonder enige mededeling
komt hij niet. Dan maar naar Groningen. Om 7 uur ’s avonds zit ik eindelijk aan
het ziekenhuisbed.
Na verschillende onderzoeken blijkt dat zijn prostaat weer geschraapt moet
worden. Is 13 jaar geleden ook al gebeurd. Op 22 september wordt hij geopereerd.
In het zicht van het oude vissersdorpje Moddergat hebben we onze tocht
moeten onderbreken. Dat komt een andere keer wel. Ook Ameland en Terschelling moeten nog even op ons wachten.
Een gedaan. Nog 49 pontjes te gaan.
13 augustus 2016.
2 opmerkingen:
Mooi verhaal weer, Bettie. Goed om te weten waar die bezem nu voor diende. En veel sterkte voor je man, hopelijk gaat de operatie goed.
Goedemorgen Bettie,
Bedankt weer voor je nieuwe pontjesverhaal, dat nogal onstuimig is verlopen, zo te lezen. Is je man nu weer thuis en moet hij wachten op zijn beurt om geholpen te worden?
Het is geen pretje dat ouder worden.
Ik ben vanochtend ook niet op de golfbaan, ook vanwege mijn man.
In ieder geval sterkte ermee en tot horens, groetjes van Ria.
Een reactie posten