dinsdag 30 december 2008

Ark van Noach

Een van mijn klanten adviseer ik over de ontsluiting van informatie over Duurzaam Openbaar Vervoer. In mijn advies neem ik uiteraard ook de pontjes mee.
Probleem
De kortste route voor fietsers uit Amsterdam-Noord richting Amsterdam Centraal is met de pont. Fietsers kunnen uit twee parallelle veerverbindingen kiezen. Een verkeerde keuze tussen de twee ponten kan vooral in de daluren, als de ponten minder vaak varen, voor een lange wachttijd zorgen. Op die momenten kan het de moeite lonen om naar een andere pont te fietsen, als deze eerder vertrekt. Die informatie is momenteel niet aanwezig. Veel fietsers gaan daarom op goed geluk naar de dichtstbijzijnde vertrekplaats.
Oplossing
Met dynamische routeadviespanelen kunnen fietsers informatie over de vertrektijden van beide ponten krijgen, voor zij een keuze moeten maken.
Doel en aanpak project
Het project richt zich op de ontwikkeling, plaatsing en het testen van zogenaamde ‘Fiets-DRIPS’. DRIP staat voor Dynamische Route Informatie Panelen. Eerst start het project met twee Fiets-DRIPS. Bij bewezen succes komen er maximaal vier Fiets-DRIPS bij.
Ik wilde wel eens met eigen ogen die Fiets-DRIPS zien.

Pontus
Pal achter Amsterdam CS ligt de veerstoep. Terwijl Josephine de route bestudeert die we aan de overkant gaan rijden, zodat we met een ander veer weer terug kunnen, aai ik Pontus.
Pomtus staat braaf naast zijn hok en weegt 3.000 kilo. De naam verwijst naar de Griekse zeegod Pontos. Het idee voor een kunsthond ontstond door het houten hok dat bij de ponten staat om de reiziger te beschermen tegen het tijdelijke hoogteverschil tussen het drijvende pontplatform en de kade. Deze houten constructie had veel weg van een hondenhok. Voor de komst van de hond is het hok omgetoverd tot een echt hondenhok, compleet met dakbedekking.
Beeldhouwer Tom Claassen, bekend van dierenbeelden, is de maker. Hij creërde eerder een groep olifanten langs de A6. Claassen over kunst in openbare ruimte: “Je probeert het toegankelijk te maken. Als mensen er niets van begrijpen, dan is het ook niet leuk. Een beetje lief dat mag best”.

We varen over naar het IJplein, dat bij aankomst Mosplein blijkt te heten. Door Amsterdam-Noord fietsen we naar de Van Riemsdijkweg. We zijn bepaald niet alleen. Het ponton staat helemaal vol. We hebben uitzicht op het Botel (een hotel op een boot), een zwarte Russische onderzeeboot, een klipper en de mooie gevels aan de overkant. De veerbaas hoog gezeten in zijn stuurhut laveert behandig tussen al het scheepvaartverkeer door. We komen langs de Ark van Noach.

Ark van Noach
Aannemer Johan Huibers opende op 30 april 2007 in Schagen de replica van de ark van Noach. Vanaf dat moment is de boot open voor publiek. Met de ark wil Huibers mensen laten zien hoe die er volgens hem 5000 jaar geleden eruit gezien heeft. Iedereen is welkom in de nagebouwde ark. De houten boot heeft een breedte van 9,5 meter breed, een hoogte van 12,9 meter en is 70 meter lang. Ongeveer half zo groot als de ark van Noach. In de boot is een expositieruimte aanwezig waarin het bekende bijbelverhaal verteld wordt. Aan boord zijn eveneens minimaal zestienhonderd dieren, zij het dat de meeste opgezet zijn. Toch is ook levende have aanwezig in de vorm van enkele lammetjes, geiten en kippen.
Op het voordek staat een giraffe, die duidelijk niet echt is. Van de witte duif op het dak ben ik niet zeker. Hoort hij er nu wel of niet bij?

We hebben nog nooit zo snel twee ponten gedaan. Die DRIPS heb ik trouwens niet gezien. Op naar het houten trekveer in het Westerpark. In de Haarlemmerstraat leggen we nog even aan bij Bagel & Cappuccino. Een man verlaat met zijn jonge gezin de koffiezaak. Aan zijn rugzak hangt een kleine roze rugzak. In zijn hand heeft hij een ondefinieerbare lap, dat ongetwijfeld ooit een knuffelbeest is geweest.

Het Westerpark
Het Westerpark is een groot langgerekt park en we rijden het helemaal af zonder het pontje te vinden. Toch maar eens vragen. Een hard lopende mevrouw blijft op de plaats lopende bewegingen maken, terwijl ze ons verwijst naar het woeste speelterrein. We volgen de bordjes Ruig speelterrein en we zien vooral veel nattigheid. Nog maar eens vragen aan een hond-uitlatende-man. “Dat pontje lag daar, maar ze hebben het weggehaald, omdat het te duur in onderhoud was.” Ik heb veel vertrouwen in de mensheid en ik geloof hem. Josephine is nog niet overtuigd: “Laten we het nog eens aan de andere kant proberen.” Voordat we dat doen, bereidden we naast de kinderboerderij nog een kopje soep. Ballorig gooit Josephine ook het theewater uit haar thermosfles erbij. “Kijk eens een koe,” zegt ze ineens. In Nederland hoeft je niet verbaasd te zijn dat je een koe ziet, maar wel als hij via een touw verbonden is met een man. De man bevestigt dat hij de koe aan het uitlaten is.

Aan de andere kant van het park vinden we het pontje ook niet. We zetten voorlopig een vraagteken in het boekje. Eind februari verschijnt het nieuwe verenboekje. Dan zal ik controleren of hij er nog in staat. We rijden via dezelfde route terug naar het station. Vanuit de trein speuren we naar het pontje in het Westerpark, maar we vinden hem wederom niet. Wel zien we de man met de koe gezellig staan praten met mensen die hun hond uitlaten.

Met een: “Ik lees wel in je weblog, wat ik vandaag heb meegemaakt,” neemt Josephine afscheid op station Hollands spoor.

Even later kijk ik vanuit de trein verbaasd naar twee kippen die oversteken op de zebra bij de Van Nelle-fabriek. Ondertussen luister ik naar de conversatie van een man met zijn dochtertje; op Rotterdam Centraal stappen zij uit en hij draagt trouw de tijger van zijn dochter. Een vrouw loopt over het perron met een giraffe met groene stippen; die zou ik wel nader willen bekijken, maar helaas loopt ze door. Ik besluit dat de dieren de rode draad zullen zijn in mijn reisverslag.

Twee pontjes van de drie gedaan en nog 75 te gaan.

maandag 8 december 2008

Aggregatietoestanden

Als ik mensen van onze pontjeshobby op de hoogte stel, vragen ze steevast of we pontje zus of zo al gedaan hebben. Dan wordt een lieflijk pontje genoemd. Niemand zegt ooit: “Heb je het motorgierveer ‘Regina Fluminum’ over de Nederrijn al gedaan?” Deze pont stond op het programma op zondag 30 november 2008. Het varen met motorponten voor alle verkeer ervaar ik altijd als een soort corvee. We moeten ze doen, omdat ze in het boekje staan. Ik bewaar ze voor de winter. Maar liefst 3 autoveren stonden op onze lijst vandaag op de grens van Utrecht en Gelderland. Josephine had al uitgerekend dat we het beste van het oosten naar het westen konden rijden en ze schatte het op ruim 30 kilometer. Tussen de 3 en 6 graden zou het worden en er was 40% kans op neerslag.

Station Rhenen zou de beste start zijn voor deze tocht, maar de weg ernaar toe was vol hindernissen en Josephine had besloten om station Veenendaal – de Klomp als uitvalsbasis te gebruiken. Dit obscure station wordt door de intercity aangedaan. Op het fietsbalkon zit een jongeman met een racefiets en hij vraagt verbaasd of wij gaan fietsen. “Ja, maar jij toch ook?” “Ik ga hem alleen maar naar de winterstalling brengen.” We moesten door Veenendaal heen rijden om in Elst te komen. We schieten beiden in de lach als een buitenthermometer -1°C aangeeft. Even later dwarrelen er lichte sneeuwvlokken voor onze ogen, die weldra overgaan in hagel en later in regen. De regen zal ons niet meer verlaten op deze dag.

De Lustwarande laten we links liggen. Dat is niks gedaan met deze kou. Even buiten Veenendaal doemt de Utrechtse heuvelrug op en mijn vermoeden wordt bevestigd dat we deze moeten oversteken. Bij Elst varen we de Nederrijn over. We staan met z’n tweeën op die grote pont. Het lijkt wel of zelfs de automobilisten zijn thuisgebleven. De pontbaas informeert of we nog ver moeten. Aan de overkant hebben we ook weer het rijk alleen. Ook in deze tijd van het jaar is de Betuwe mooi. Bij Eck en Wiel varen we terug naar de provincie Utrecht.

Wijk bij Duurstede is nog ver weg. Halverwege bij de sluis n 14 vinden we een bankje. Josephine pakt haar thermosfles met heet water en vraagt: “Wat doen we eerst? Soep of thee?” “Eerst soep”, zeg ik en haal mijn thermosfles met heet water tevoorschijn, terwijl Josephine de hare weer opbergt.

Het bankje is helemaal beijzeld, maar ik heb de zitmatjes bij me en we genieten van de tomatensoep, respectievelijk champignonsoep. Ik moet ineens denken aan mijn scheikundeleraar, Koch, die de 3 aggregatietoestanden van water (H2O) uitlegt: De vloeistof water kan bij lagere temperatuur overgaan in ijs en bij hogere temperatuur in waterdamp. Wij bevinden ons tegelijkertijd in die 3 fasen: vast: het ijs waar we op zitten, vloeibaar: de regen die op ons hoofd valt en gas: de damp die van onze soep komt.

Voordat we onze weg vervolgen, moet Josephine eerst het ijs verwijderen van de doorzichtige deksel van haar fietstas waar de kaart in zit. We maken een mentale notitie dat we voortaan bij de wisseling van seizoenen de zonnebrandolie moeten vervangen door een ijskrabber.

In Wijk bij Duurstede verwachten we wel een gezellig tentje. In De Engel neemt Josephine een warme chocolademelk en ik een cappuccino. Een man aan een belendend tafeltje zegt dat we niet zo’n goede dag hebben uitgekozen om te fietsen. Ik leg uit dat we altijd gaan als we afgesproken hebben.
We leggen onze natte kleren op de verwarming en eten een heerlijk speculaasje. Na 2 bakkies moeten we er toch weer aan geloven. “Het is nu nog maar een klein stukje” zegt Josephine bemoedigend. Als we na Wijk bij Duurstede de Lek overgestoken zijn, moeten we via een brug het kruisende Rijnkanaal oversteken. Daar staat een bordje met Culemborg 11 kilometer. “Ik vind dit geen klein stukje meer, de teller staat al op 30 en mijn benen zijn helemaal verzuurd.” “En ik vind dat we al lang die 40% neerslag hebben gehad.” Gelukkig rijden we halverwege door Zoelmond. Hoeveel mensen kunnen zeggen dat ze in Zoelmond zijn geweest?

Onze voeten zijn drijfnat. Toch rijden we om de plassen heen onder het motto: “Ze hoeven niet nog natter te worden.”
Een paar kilometer voor Culemborg vliegt er parallel aan ons in de lengterichting van de sloot een ijsvogeltje. Het prachtige blauw steekt fel af tegen de grauwe achtergrond.

Voordat we de laatste loodjes af gaan leggen, zet Josephine een kopje thee met het hete water uit haar thermoskan. We kiezen een muurtje voor een mooi landhuis uit om even uit te blazen.
Op het station hebben we snel een trein en in Utrecht hoeven we alleen nog maar het perron over te steken voor de sprinter. Door de conducteur worden we naar een ander balkon gedirigeerd, omdat het balkon waarop we aansturen, vol is. Later in Gouda, als ik uitgestapt ben om de trein naar Nieuwerkerk te nemen, kijkt hij vragend beurtelings naar mij en naar Josephine die in de trein is achtergebleven. Ik leg hem uit waarom onze wegen zich hier scheiden en en passant vertel ik hem van onze pontjeshobby. Als ik de deuren van de sprinter zie dichtgaan, waarschuw ik hem dat de trein zonder hem gaat vertrekken. “Die vertrekt pas, als ik het wil” is zijn commentaar. Duidelijk een man die zich bewust is van zijn macht.

Als ik thuis de fiets naar binnen rijdt, heb ik maar één wens: warm badwater.

Maar... 3 pontjes gedaan en nog 77 te gaan.

dinsdag 28 oktober 2008

Hoort, zegt het voort

Bij scouting zongen we altijd dit lied:

Hoort zegt het voort
Hoort zegt het voort, dat nu jong Nederland
Niet meer teert op de kracht, van een roemrijk geslacht
Maar aan 't werk gaat met eigen hand
Werk maakt ons sterk, helpt ons in 't leven voort
Wij rusten niet uit, want wij willen vooruit
Daar de toekomst aan ons behoort
Naar de duinen naar de bossen, 't volle leven tegemoet
Want de frisse zin, brengt de buitenlucht er in
En een waakzaam oor, houdt ons op het rechte spoor
Hij die eens de vlag wil hijsen, op het werk van onze tijd
Houd vol zijn keus, blijven trouw aan onze leus:
"Wij zijn bereid"

Ik vraag me wel eens af hoeveel mensen in Nederland nu eigenlijk onze hobby “Alle pontjes van Nederland doen” kennen.
Volgens wiskundigen zijn we altijd vijf handdrukken verwijderd van iedereen op deze aarde. Als dat zo is, moeten heel wat mensen onze hobby kennen, want ik vertel het altijd aan iedereen die het maar wil horen.

Radio West
Dit weekend dachten we onze kring van pontjeskennissen te kunnen vergroten via het programma Roukost van Radio West. Eerst zou Helga met ons meefietsen. Josephine zag al voor zich dat Helga met zendapparatuur met een hele lange antenne op haar rug met ons mee zou rijden. En dat wij al rijdend (en hijgend) geïnterviewd zouden worden. Het was minder romantisch, bleek later. We kregen een stagiaire, Floor, toegewezen. Na wat heen en weer gemail was de afspraak dat we elkaar zouden ontmoeten in café Oud-Verlaat tijdens onze tocht naar het elektrisch veer van Zevenhuizen naar Bleiswijk over de Rotte op zondag 5 oktober 2008.
Vroeg in de morgen belde Floor af omdat ze ziek was.

Meer diehards
Wij laten ons door niets weerhouden. Met windkracht 7 in de rug fietsen we van Rotterdam Centraal over de Bergwerg naar de Rotte. We volgen de Bergse Linker Rottekade. Bij café Oud-Verlaat houden we even in om op onze kilometerteller te kijken. Nee, we hebben nog geen 20 kilometer afgelegd. Volgens het Pontjesreglement mogen we dus nog geen koffie en al helemaal geen appelpunt. Bij een bruggetje worden we aangesproken door een verkeersregelaar. Er is een hardloopwedstrijd en of we willen uitkijken. We beloven het. De eerste lopers lopen verspreid en we hebben geen moeite om elkaar te passeren. Later treedt er groepsvorming op. Als de voorste loper “rechts” roept, wijkt iedereen naar rechts uit, zodat we er langs kunnen. Dat deed me denken aan de tijd dat ik elk weekend er met een toerclub op uitging. De voorrijders moesten natuurlijk goed opletten dat we de juiste route reden en dat we veilig reden. Middenin het peloton zat je gewoon gezellig te kletsen en keek je eigenlijk niet uit. Een paar kreten kan ik mij nog herinneren: “Tegen” betekende dat er tegenliggers aankwamen en “paaltje” waarschuwde voor een paal in het wegdek.

Door de langdurige regenval stonden er flinke plassen. Gebroederlijk deelden we de overgebleven ruimte met de lopers. Naarmate we de achterhoede naderden, zagen we de moeite die het kostte om te lopen duidelijk op de gezichten. Achteraan liepen 3 jonge vrouwen, die het vooral gezellig met elkaar hadden. Ze oogden nog fris. De fietser achter de vrouwen gebaarde bij de stempelpost dat er nog 2 aan kwamen. De laatste, een vrouw, had zwarte kringen rond haar ogen. Of dat nu kwam door uitgelopen mascara of door oververmoeidheid kon ik niet ontwaren.

Het pontje
Ha, een bordje met “pontje”. We zijn er bijna. Even later lopen we de dijk op en we lezen: “De pont vaart vandaag niet”. Boven en onder het woordje “niet” zit een gleuf. Daar kan een plankje in geschoven worden. Zou op dat plankje dan “wel” staan? Of zou het gewoon een blank plankje zijn, zodat er staat. “De pont vaart vandaag”.
We zien het veer liggen aan de overkant. Ik heb dan altijd nog de flauwe hoop dat de veerman bij onze aanblik toch de motor zal starten en ons komt ophalen. Dat komt voort uit het idyllische idee dat de veerman in een huisje naast de pont woont en dus kan zien of er iemand wil overvaren. En dat hij zich eigenlijk verveelt en wel op een vrachtje zit te wachten. De werkelijkheid zal zijn dat hij met de auto naar de veerstoep rijdt, als hij dienst heeft. Josephine is veel nuchterder en ze wijst op de golfslag: “Als hij wil oversteken, moet hij eerst een paar honderd meter naar rechts varen om uiteindelijk bij ons uit te komen.”
Dit is de laatste kans dit jaar om dit pontje te doen. Volgend jaar krijgt hij weer een kans en dan benaderen we hem vanuit station Zoetermeer.

Het is maar goed dat we niet in het restaurant aan de overkant met radio West hadden afgesproken. Dan zou het een heel moeizaam interview zijn geworden met zo’n honderd meter tussenruimte.

Steeds natter
Voordat we tegen wind de terugtocht aanvaarden, nemen we een boterham. Gelukkig hebben we op de heenweg al De Roerdomp gezien. Daar gaan we eerst maar eens koffie drinken. Als we weer buiten komen, is het echte regenen begonnen. We pakken ons goed in. Wegens de voorspelde regen had ik besloten mijn Reed Businessjack aan te doen, omdat daar een capuchon op zit. Eigenlijk heb ik een hekel aan iets op mijn hoofd. Even later weet ik ook alweer waarom. Als je om wilt kijken bij het oversteken, kijk je in de capuchon. En hij waait iedere keer af. Josephine leert me hoe ik dan kan voorkomen, door voor te doen hoe ik de touwtjes kan inkorten. Dat helpt enigszins.
Even later zie ik een man rijden met een baseball cap en daarover heen zijn capuchon. In de krochten van mijn fietstas vind ik een Reed Business-petje. En waarachtig. Het werkt. Gelukkig ben ik geen bekenden tegengekomen.

“Als we nu naar de overkant gaan, rijden we iets meer beschut” stelt Josephine voor. “Dan missen we wel de kans om bij Nesselande de metro naar het station te nemen.” “We fietsen naar het station terug” spreekt Josephine mij streng toe. Weer komen we lopers tegen en we constateren dat de 3 jonge vrouwen een paar lopers hebben ingehaald. De laatste vrouw zien we niet meer. Een stuk verderop komen we een man tegen, die zijn rugnummer heeft afgedaan. Hij gelooft er blijkbaar zelf niet meer in. Ik wil nog wel een boterhammetje en ik wijs Josephine op de tuinmeubelen in de voortuintjes van de mensen of op de terrassen aan het water, maar ze is onverbiddelijk. Tot we ineens achter een heg een bankje zien, waarop we lekker uit de wind kunnen zitten. We hebben moeite om onze boterhammen droog te houden, voordat ze in onze monden verdwijnen.
Ik voel dat de binnenkant van mijn ellebogen nat beginnen te worden. Mijn sokken zijn ook niet helemaal droog meer.

Eenmaal terug in Rotterdam, stellen we vast dat we het ondanks de regen goed naar onze zin hebben. Op het Hofplein nemen we afscheid. Josephine buigt af naar het Centraal station en ik rijd over de Coolsingel naar de metrohalte Beurs.

Dit jaar kunnen we geen pontje meer doen in Zuid-Holland, omdat alleen nog maar seizoenspontjes zijn overgebleven. Floor mailt ons later dat haar stage half november afloopt en dat ze niet meer met ons mee kan gaan. We zullen dus tot het voorjaar moeten wachten, voordat we eeuwige roem vergaren.

Nog steeds 80 te gaan.

maandag 8 september 2008

Carolina

De 8 pontjes in het Gelderse Rivierengebied was de uitdaging in ons jaarlijks fietsweekend.
‘Ga zo voorin mogelijk zitten, als je in Gouda instapt, dan halen we misschien de stoptrein naar Zutphen in Arnhem’, mailt Josephine.
Het zijn weer Duitse treinstellen en ik kan niet zo gauw een fietsbalkon vinden en stap maar in. Als ik eenmaal binnen ben, kijk ik nog even naar buiten om te zien of Josephine in de trein zit. Ja, maar bijna achterin.
Het station van Arnhem wordt nog steeds verbouwd. De lift blijkt stuk te zijn en we moeten dus een paar steile trappen op zonder een rail voor de fiets. Josephine brengt eerst haar tassen naar boven. Inmiddels heeft een vrouw haar fiets opgepakt en ze loopt in een soepel drafje de trap op. Toch missen we de aansluiting.

Vanaf station Brummen rijden we zo het bos in, waar ons de eerste fietsers van de fietsvierdaagse tegemoetkomen. Al gauw varen we over de IJssel naar Bronkhorst, de kleinste stad van Nederland. Via Steenderen, De Emmer, Rha en Olburgen gaan we weer terug naar de andere kant (Dieren) met het gierpontveer ‘Steeds Voorwaarts’.
Ik heb de onverdeelde aandacht van de mannen als ik wijs op de kantelschroef van deze pont. Verder weet ik er niets van. Dat hoeft ook niet. Ze vragen niets en kijken alleen maar bewonderend naar de schroef.
Josephine fotografeert inmiddels de zeevogels die op de zogenaamde ‘bochtaken’ of ‘kabelschuiten’ zitten en zodoende meezwieren met de gierpont.

Carolinaberg
We steken een weg over en ik kom bijna niet meer vooruit. Zit er iets tussen mijn ketting of sta ik in de verkeerde versnelling? Nee, dit is nu vals plat. We zijn aan de beklimming begonnen van de Carolinaberg. Boven aangekomen, rusten we even uit en lezen op een plakkaat dat we in een sterrenbos zijn. Inderdaad, de paden lopen als stralen van een ster alle kanten uit. Na een leuke afdaling met haarspeldbochten begint een berg genoemd naar haar broer Willem.

Op een open plek is daar ineens De Carolinahoeve uit 1765. Het doel van de hoeve was om hier even te kunnen verpozen en om paarden te laten verwisselen. Wij gaan gewoon weer op onze eigen stalen rossen verder, nadat we een pannenkoek hebben genuttigd.

Bij Rheden komt de Wuta ons dwars over de IJssel varend ophalen. Aan de overkant ontdekken dat het vanaf deze kant moeilijk is om in ons hotel in Velp te komen. Josephine probeert een gratis terugreis te versieren, maar de pontbaas is onverbiddelijk. In 2009 wordt er een veerbaas gezocht. Wij denken erover na. Om 4 uur begint het te regenen en we slaan het geplande ommetje over en rijden rechtstreeks naar het hotel. We worden verwelkomd door Gerard en Jan, die naar de Olympische spelen zitten te kijken. Met vandaag meegerekend hebben we alle 10 pontjes over de IJssel gehad.
De hele avond en nacht blijft het regenen.

Bij Lobith komt de Rijn ons land binnen
Volgens Gerard kan ik van twaalf uur tot de middag onthouden. Bij het ontbijt op zaterdag zeg ik dat ik maar weinig van geschiedenis op de lagere school heb onthouden, maar dat ik nog wel weet: ‘Bij Lobith komt de Rijn ons land binnen... en vandaag gaan we dat even controleren.' Dat ontlokt Josephine de opmerking dat ik dat geleerd moet hebben bij geografie. Heb ik eens een keer iets onthouden en dan is het weer bij de verkeerde les.
Als je trouwens op de kaart kijkt, zie je dat Spijk of Tolkamer eerder in aanmerking komen als aanduiding voor de plaats waar de Rijn ons land binnenkomt.

Tegenwind vertrekken we naar het zuiden en we verheugen ons al op de terugreis. In een weiland zien we 2 paarden naast elkaar draven. Even later constateren we dat ze door middel van een touw met elkaar verbonden zijn. Een man probeert ze te vangen. Vanavond zien we wel hoe het afgelopen is.
Bij Westervoort varen we over de Nederrijn met de Christoffel II naar Huissen. Het lijkt wel of al het autoverkeer over de dijk moet. Even later zien we een waarschuwingsbord met “kantstrook”. Wij vermoeden dat daarmee de stenen randen worden bedoeld ter weerszijden van het asfalt.


Kasteel Doornenburg
Links verheft zich ineens kasteel Doornenburg, waar Floris is gefilmd. Josephine is jong genoeg voor Floris, maar zij heeft warmere herinneringen aan Thierry de Slingeraar.
Hier tekent zich een generatiekloof af. Ik herinner mij alleen maar
“Coco en de vliegende knorrepot”, Dappere Dodo en Mik en Mak

We steken met motorgierveer Willem het Pannerdens kanaal over naar Pannerden. Met zoveel overeenkomst in letters verwachten wij wel een pannenkoekrestaurant. De plaatselijke kroeg biedt uitkomst. Terwijl de vrouwelijke uitbater de cappuccino mèt cafeïne voor me neerzet, vraagt ze: “Decaf is dat cafeïnevrij?” Als ik dat bevestig, zegt ze: ‘Oh, dat had ik wel gehad.’
De geserveerde pannenkoeken zijn lekker knapperig en als ik haar daarmee complimenteer is ze opgelucht, want eigenlijk waren ze mislukt!?

Spoedig daarna bereiken we de Heen en Weer V die ons over het Bijlands kanaal voert. Boven het bordje naar de volgende pont, staat ook de Millinger theetuin genoemd. Dat ziet er veelbelovend uit. Na een paar kilometer zie ik in een ooghoek op een bordje een tekst, die begint met ‘Wegens omstandigheden...’ We keren terug en inderdaad het pontje is in reparatie. Nu missen we dorpen met namen als Hulhuizen, Flieren, Honderdmorgen en Boerenhoek. We fietsen weer terug naar de Heen en Weer en de veerbaas bevestigt dat de pont uit de vaart is. Waarom vermelden ze niet op de ene pont dat de andere niet vaart? Aangezien de veerman op Oom Piet Rusch lijkt en dat een aardige man is, duiden we het hem niet euvel.
Weer een gat dat we later moeten dichtrijden.

Mammoet
We laten Pannerden rechts liggen en fietsen op Loo aan. Ha, eindelijk een plaatsnaam die echt op een bos duidt. We ontwaren weinig bomen.
Bij een gebouwtje staat een mammoet en Josephine ziet al snel dat hier de Betuwelijn ondergronds gaat. Oh ja, hier zijn toen mammoetbotten gevonden. Op een bankje eten we even een krentenbol. Aan de overkant zien we steeds meer donkere wolken. Misschien is het toch nog niet zo gek dat we niet konden overvaren. Dan hadden we nu in de regen gereden.

Als ik had geweten dat we zoveel paarden zouden zien, had ik ze geteld. Op de terugweg zien we dat de paarden aan het begin van onze tocht nu van elkaar verlost zijn.
Josephine had tijdens de terugreis al een paar keer gemopperd dat we weer tegenwind hadden. Ik twijfelde omdat de dijken waarover we rijden, zo kronkelen. Maar de windzak op de brug over de IJssel bewijst haar gelijk.

Bergen en nog eens bergen
Zondagmorgen stelt Josephine voor om lekker door de bossen te gaan rijden naar Ede-Wageningen. Achtereenvolgens beklimmen we de Kluizenaarsberg, Zijpenberg, Tafelberg, Kemperberg en het Hoogste punt van de Veluwe. Uiteraard hebben we even zovele afdalingen.

In Oosterbeek is de weg opgebroken en we moeten voor een tijdelijk stoplicht wachten. Zou dat stoplicht wel op ons reageren? Zijn we zwaar, hoog, breed of lang genoeg? Bevatten onze fietsen voldoende ijzer? We weten niet waarop hij reageert, maar het licht springt uiteindelijk op groen.

Terwijl we bij Heveadorp op een ponton op de ‘Samenwerking 2’ wachten, zien we grote groepen kieviten zich verzamelen op weg naar het zuiden. Josephine roept: ‘Tot ziens op Sicilië’.
Op de pont wordt reclame gemaakt voor een café in Driel. De tweede consumptie is gratis. Als we daar aankomen, blijkt er een vervanger te staan en die bakt geen pannenkoeken.
Hij heeft de kassa per ongeluk dichtgedaan en nu heeft hij geen wisselgeld meer. Iedereen graait in al zijn zakken om de rekening te betalen. Wel weet hij dat aan de andere kant van het dorp net een pannenkoekenrestaurant is geopend. Dat klopt, de bloemstukjes van de opening staan er nog. De meisjes in de bediening zijn nog erg onwenning. De pannenkoek smaakt trouwens prima.

Als we bij Randwijk op het Lexkesveer staan te wachten, zien we de Wageningse Berg opdoemen. Die kan er ook nog wel bij.

Het was weer een afwisselende dag met ‘bergen’ in het bos, dijken met links de uiterwaarden en rechts de rijk gevulde boomgaarden. Aankondigingen van dijkverhogingen zien we niet, wel van dijkterugleggingen. Zo wordt bij Wageningen de Nederrijn verbreed om de toekomstige overvloedige regenval – volgens waarzegger Al Gore - op te vangen.

Johan Maasbach
Bij aankomst op het station Ede-Wageningen hebben we 2 minuten om kaartjes te kopen en de trap naar perron 4 te nemen. Dat halen we moeiteloos. In de dubbeldekker zijn tegenover de fietsenstalling twee plaatsen diagonaal tegenover elkaar vrij. Een jonge vrouw zit in een boek te lezen en een bejaarde bestudeert aantekeningen in een opschrijfboekje. Zowel Josephine als ik proberen ons op de hoogte te stellen van wat de buurvrouw leest. Op een gegeven moment strikt de oudere vrouw het boekje dicht met een oranje veter. Hoewel ik vermoed dat de aantekeningen van religieuze aard zijn, vraag ik toch wat ze aan het lezen was. In een sneltreinvaart vertelt ze haar levensverhaal: de geboorte in de Schilderswijk in Den Haag, het wegvoeren van haar vader in 1944 toen ze 4 was, een bewegend hoofdje van het kindje Jezus op de arm van Maria, binnenlopen bij Johan Maasbach, gedoopt worden, kinderen die aan de drank, drugs en alcohol waren/zijn of een gokverslaving hadden/hebben, en die wel/niet inmiddels bekeerd zijn en haar verhuizing naar Doetinchem. Haar bijnaam is zuster Rebel. Haar naam is Carolina en ze zegt dat ze heel goed kan luisteren. Ze ziet onze sceptische blik, omdat ze al een half uur aan het woord is. ‘Echt waar.’ We knikken.

Na een uur moet ik overstappen in Gouda en blijft Josephine achter met Carolina.
Later op de avond mailt Josephine: ‘Voorlopig hoeven we ons geen zorgen te maken. Carolina zal voor ons bidden: "Jullie staan er open voor. Je weet maar nooit wat er gebeurt.” ’

Nog 80 te gaan.

maandag 11 augustus 2008

Bloemkoolwijken

Bloemkoolwijken zijn gebouwd tussen 1970 en 1985 en worden in de volksmond ook wel verdwaalwijken genoemd. Kenmerkend aan de wijken is dat ze verkeersluw zijn en gericht op sociaal contact. Vaak is er dan ook een hoofdweg waar geen bebouwing is met aftakkingen naar de (doodlopende) woonerven. Ook is er veel openbaar groen. De wijken waren destijds een reactie op de onpersoonlijke hoogbouw uit de jaren zestig en de toename van het autoverkeer. De straat moest haar oude sociale functie weer terugkrijgen.
De kinderen die geboren zijn in de bloemkoolwijken zijn de hangjongeren van nu.

Ook ik woon in een bloemkoolwijk en ik maak gebruik van de achterafstraatjes die de woonerven met elkaar verbinden. Dat is sneller en ik hoef geen wegen over te steken. Hangjongeren kennen wij ook. Ik woon vlak bij een brug en dat is een geliefd object. Eronder als het slecht weer is en op warme zomeravonden er bovenop. Dat gaat gepaard met veel drinken en ik moet dan ook altijd slalommen tussen de glassplinters door. Vanochtend lag er zelfs een hele fles wodka uitgespat. Ik kon hem niet vermijden en reed er vol overheen. Ik vertrouwde op mijn lekvrije banden.

Onthaasten 1
Vandaag hoef ik niet over te stappen en ik fiets op m’n dooie gemak naar het station van Nieuwerkerk aan den IJssel. Op het perron ga ik lekker in het zonnetje zitten lezen. Als lectuur heb ik een pocket uit de Biggles-serie meegenomen. Deze serie ben ik aan het herlezen. ‘Biggles vermist’ is de titel. Hiermee verwerk ik een jeugdtrauma. Ik had de serie als kind nagenoeg compleet, maar mijn moeder vond dat ik teveel bewaarde (waar ze geen ongelijk in had). Op een kwade dag moest ik uitzoeken welke van mijn (weinige) boeken ik aan het Rode Kruis wilde geven. Geeneen natuurlijk! Maar het moest. Hoe ik heb geselecteerd, weet ik niet, maar wel dat ik met lood in m’n schoenen naar de Rode Kruisbus liep. Mijn collega, Inge van ‘t Spijker, heeft de exemplaren van haar kinderen aan mij afgestaan en nu heb ik weer een mooie rij staan.

De sprinter is een comfortabel treintje. Het heeft een lage instap en je kunt dicht bij je fiets blijven. Bij Gouda stapt Josephine in en ik overhandig haar de DVD Pontje doen, De vliegende theedoek en wat foto’s van vorige tochten. Dat gewicht ben ik alvast kwijt. We bekijken de kaart van Gelderland voor ons fietsweekend in augustus. Eerst met de trein naar Arnhem en dan naar Brummen, concludeert Josephine. De kaarten mag ik weer mee naar huis nemen.

Wateroverlast
Bij Abcoude herinneren wij ons dat het nieuwe station nog niet op de kaart staat en we rijden gelijk de goede richting op naar Vinkeveen via Baambrugge (brug over de ban (rechtsgebied)-scheiding). Het onweer van gisteravond heeft de straten blank gezet van Vinkeveen. De brandweer heeft hekken neergezet en de auto’s slalommen daarom heen. De meeste auto’s rijden rustig, maar een automobiliste schept er behagen in Josephine helemaal nat te spetteren. Gelukkig heeft Josephine een snel drogend shirtje aan en met 28°C zal dat wel snel gaan.

Blote bast
Voorbij Nes aan de Amstel vaart het eerste pontje van vandaag: Fuut. Zodra hij ons ziet, verheft de veerbaas zich van zijn zitplaats. Meerdere vetlagen stulpen over de broekband bij de veerbaas, die vrolijk in z’n blote bast komt aanvaren. Josephine verbaast zich weer eens over het feit dat mannen geen schaamtegevoel lijken te hebben.
Aan de andere kant van de Amstel fietsen we weer verder.

Onthaasten 2
Het veer in Ouderkerk aan de Amstel staat al vol fietsers en wij kunnen nog net mee. Het is verbazingwekkend dat we ons altijd haasten om een pontje te halen, terwijl hij voortdurend heen en weer vaart. Als we even gewacht hadden, waren we met z’n tweeën op de pont geweest.
Drie mensen bedienen het veer. Eén man waarschuwt met een rode vlag het drukke scheepvaartverkeer, de andere man bedient het veer met klosjes rond de kabel en een vrouw haalt het geld op. Als we eenmaal aan de overkant zijn, maakt Josephine nog wat foto’s van de heen en weer varende pont. Ik zie dat de bramen al rijp zijn; dat stemt me droevig want dat betekent dat de zomer alweer op de helft is. Als we wegrijden, zien we nog net dat de drie mensen die het veer bedienen op klapstoeltjes op het veer zitten in afwachting van klanten.

Bij het Kleine Kalfje onder Amsterdam steken we weer de Amstel over en we denken nog eens terug aan die gedenkwaardige dag (6 juni 2006) dat we Menno Mennes hier tegenkwamen.

Waar zouden we zijn zonder de mobiele telefoon?
‘Nú rechtstaf!’ hoor ik ineens hard roepen. Ik ben niet gewend dat Josephine zo bevelend instructies geeft en bovendien was er nergens naar af te slaan; tegelijkertijd zie ik een gele wegenwachtwagen midden op de kruising scherp rechtsaf slaan. Ah, dat was voor hem. Nu zie ik ook de jongeman met een mobieltje aan de rechterkant van zijn hoofd.

50 jaar
Of we het derde pontje kunnen vinden, betwijfel ik. Hij vaart in Watergraafsmeer. Om daar te komen moeten we door Duivendrecht en Diemen fietsen. We fietsen van knooppunt naar knooppunt en we blijven maar in het groen rijden. Zien bordjes over het hoofd, maar komen altijd weer op de route terug. In Duivendrecht rijden we duidelijk ook door bloemkoolwijken. Een fietspad slingert door de wijken heen en we hoeven niet een keer een weg over te steken.

‘Waar komt de naam “bloemkoolwijk” vandaan?’ vraagt Josephine. ‘Als je deze wijken van bovenaf bekijkt, zijn de woonerven net roosjes van een bloemkool.’ Met Google earth moeten we dat dus kunnen zien, stellen we vast.

We bereiken de bouwput rond de Universiteit van Amsterdam en in de verte zien we een dijk. Als dat de Ooster Ringdijk is, dan zitten we goed. Het klopt. Tussen een paar huizen door zien we een pontje liggen. Pontificaal middenop staat een Keulse pot met rozen. Die zal wel niet meer varen, concluderen we. Even verderop staan op een bruggetje 2 dames te praten. Even vragen. ‘Ja hoor, volgens mij is Roel er wel.’ We rijden weer terug en zien - buiten de bloemen - ook nog ballonnen met 50 erop. Ik vraag aan Roel of hij vijftig is geworden. Hij vraagt of ik aan een nieuwe bril toe ben; hij is nl. 50 jaar getrouwd. De overtocht kost twee kwartjes. Josephine verblikt of verbloost niet en rekent snel uit dat het equivalent 50 eurocent is. (Wim, wel even verbeteren op de website van de Vereniging Vrienden van de Voetveren. Daar staat nog 20 cent.)
Aan de overkant komen we in een soort volkstuincomplex terecht en als we ons even oriënteren hoe we het snelst weer bij een station kunnen komen, vragen twee dames een fietspomp te leen. Terwijl de een aan het pompen is, wil de ander ons per se uitleggen welk station de beste keuze is. Het Muiderpoortstation is de beste optie. Trefzeker rijdt Josephine erop aan.

Noord-Holland-Zuid dichtgereden?
Als we uitgeput en verhit op het perron zitten, vraag ik aan Josephine of ik daar een foto van zal maken. Josephine vindt dat geen goed idee.
‘Zijn we nou klaar met Noord-Holland-Zuid?’ vraagt Josephine hoopvol. ‘Ja,...’ Josephine zucht van verlichting ‘...tenminste als we de 5e druk van het Verenboekje aanhouden.’ Dat doen we maar, anders wordt het zo frustrerend.

De wodkafles was ik allang weer vergeten. Hij ligt er niet meer; iemand heeft de scherven onder een struik geveegd. Mijn vertrouwen in de lekvrije banden is niet beschaamd.

Nog 87 te gaan.

PS:
Ik kreeg nog een spontane reactie op mijn verhaal over onze vergeefse tocht in december 2007 naar de Korendijkse slikken van ene Henk:
‘Ik ben vandaag geweest, in het 'droge' juli dus. Nog steeds tot je enkels in de blubber, maar wel prachtig is het daar. Je moet echt nog eens een poging wagen! Wanneer je bij de uitkijkpost aan komt, moet je lopend vanuit die post meteen links afslaan. Dan kom je bij het voetveer. Na het voetveer kun je linksaf langs het water, of rechtsaf door de rimboe. Succes!’

http://www.svpiershil.nl/index.php/multimedia/groots/121-groots/533-groots-3-inge-op-survival

vrijdag 20 juni 2008

De Gouden Ham

Als ik de treintijden van Josephine krijg, reken ik zelf uit welke metro ik moet nemen. Ik had keuze uit 2 metro’s naar Rotterdam Blaak. De ene kwam om 3 minuten voor vertrektijd van de trein aan en bij de andere had ik een kwartier overstaptijd. Zou 3 minuten genoeg zijn? Laten we eens rekenenen; ik neem voor alle te nemen stappen 10 of 20 seconden:
uitstappen, uitchecken met OV-chipkaart en op de lift wachten (20 seconden);
met de lift naar boven (10 seconden)
naar de andere lift lopen en wachten (20 seconden)
met de lift naar beneden (10 seconden)
naar de kaartenautomaat lopen (10 seconden)
een trein- en een fietskaartje kopen (20 seconden)

Dat moet dus kunnen.

Om 9.15 sta ik op het perron van de metro De Terp. Dit is een eindhalte. Even later arriveert de metro en ik probeer de deur te openen. Dat lukt maar niet. Als ik opkijk, zie ik dat niemand de deur kan opendoen. Grapje van de bestuurder zeker. Ze blijft pesten, want ze vertrekt niet op tijd. Eén minuut te laat arriveren we bij station Blaak. Ik moet het hele perron over lopen om bij de lift te komen. Volgende keer meer voorin gaan zitten, dus. Kostbare seconden gaan verloren omdat ik de OV-chipkaart voor de display houd in plaats van voor de lezer. Omdat de lift er al staat, haal ik weer seconden in. Oversteken naar de lift van de NS is binnen de tijd. Het wachten op de lift van de NS duurt echter 30 seconden. Dat betekent dat de reis naar beneden ook 30 seconden kost. Hier verlies ik 20 seconden. Bij de kaartenautomaat wordt me gevraagd de eerste letter te kiezen. Is dat nu de ‘s’ of de ‘h’; ik kies de h en dan moet ik nog een tweede letter kiezen. ’s-Hertogenbosch staat in het laatste rijtje. Vlot kies ik het fietskaartje. Een transactiebon kan er ook nog wel bij. Als de kaartjes in de opvangbak vallen, loopt de trein het station binnen. Pal voor mij stopt het fietsbalkon. Gehaald!

Op het station van Dordrecht heb ik 6 minuten om van perron 4b naar 4 te gaan. Ik kan perron 4 niet vinden. Samen met een andere mevrouw gok ik erop dat de trein naar Breda op hetzelfde perron komt.
Ik kan niet zo gauw een fietsbalkon vinden en neem het eerste beste portier. Het is weer een Duits treinstel waarvan je de deuren met een hendel open moet doen. De instap is hoog en smal, maar een mevrouw op het balkon helpt een handje mee. Zij is onderweg naar een rommelmarkt in Tiel en ze vindt het handig om over Breda te reizen. Bovendien heeft ze een kaartje van het Kruidvat van een tientje, waarmee ze de hele dag kan reizen. Op mijn vraag of ze iets speciaals zoekt op de rommelmarkt, antwoordt ze dat ze gaat om wat te doen te hebben. Dat verschijnsel ken ik niet.

Op het station van Breda ontmoetten Josephine en ik elkaar en nu hebben we 5 minuten om van perron 3 naar 7 te komen. Met Josephine ben ik nooit ongerust dat we het niet halen. Trefzeker kiest ze haar weg in de krochten van het station. Ook dit station wordt verbouwd.

Om 11 uur arriveren we in Den Bosch. Vanaf het station kunnen we al de knooppuntenroute gaan volgen. Naar knooppunt 53 moeten we rijden. In een boog leiden de bordjes met 53 erop ons weer terug naar het station. Ja, je kunt wel zien dat we in het Bourgondische Zuiden zijn, daar neemt men het niet zo nauw. Nog een keer proberen en jawel nu rijden we de stad in noordelijke richting uit. Het volgende knooppunt heeft nummer 91. Ineens houden de bordjes op. In tegengestelde richting staan ze wel. Dan maar weer terug. Zo zigzaggen we een tijdje, maar uiteindelijk komen we weer op het goede pad. Bij de Maas aangekomen, staat nummer 4 niet op de bordjes, maar we weten zeker dat we richting Gewande moeten en we slaan dus rechtsaf en houden de Maas aan de linkerhand. Wat zou Gewande trouwens betekenen, vroeg Josephine zich af. Thuis heb ik een boek dat de herkomst en betekenis van Nederlandse plaatsnamen bevat. Regelmatig zoek ik een plaatsnaam op en 9 van de 10 keer is het een verhoogde plaats in een (drassige) omgeving of een open plek in het bos. En als er een ‘l’ voorkomt in de naam, stamt dat van loo af, dat bos betekent. We besluiten dat Gewande een verhoogde plaats is. Hier speciaal voor Ton een link naar het plaatsje Gewande ten opzicht van ‘s Hertogenbosch, omdat hij het regelmatig niet meer kan volgen waar we fietsen.

Ik stel voor om in Brabant nog wat te drinken, omdat we dat in Gelderland wel kunnen schudden op zondag. In Lith rijden we op de kerk aan, omdat we weten dat tegenover elke katholieke kerk een café is. We worden niet teleurgesteld. Later vind ik in het Plaatsnamenboek dat Lith van ‘hlidha’ komt, dat helling, glooiing of heuvel beteken. Zie je wel, weer een verhoogde plaats. Toch Gewande maar eens opzoeken: ‘plaats waar bij het ploegen gewend wordt’. Hmmm, die betekenis is interessanter. Ik ga er nu meer opzoeken. Bij Oijen (vruchtbaar alluviaal land aan het water) varen we over naar Nieuwe Schans (al gedaan op 3 april 2005), zodat we bij Maasbommel van de goede kant komen om het pontje te doen, waar het vandaag om gaat. In Maasbommel zit een ‘l’. Eens even opzoeken: In Bommel vermoedt men een samenstelling van boom en lo, dus: ‘boombos’.

In Maasbommel komt een zogenaamd kopladertje (je kunt maar van één kant oprijden) ons ophalen. Volgens het verenboekje moet het pontje ‘Pontje Ham’ heten, maar hij heet ‘Vice versa’. In een snelle bestuursvergadering beslissen we dat de naam van de pont er niet toe doet, het gaat om de locatie. Dat hij naast de veerstoep aanlegt, rekenen we ook goed. Dat heb je ervan als pontjes regelmatig van locatie wisselen. Dan past de aanlegsteiger niet meer. Josephine werpt de vraag op of we nu vice of versa varen. Interessante vraag. Daarvoor zullen we eerst moeten weten wat de thuishaven is van de pont. We vermoeden dat we van de veerbaas niet veel wijzer zullen worden en vragen het hem niet.

We varen naar het Recreatiegebied ‘de Gouden Ham’. Tegen de veerbaas vertellen we dat we ook nog het zelfbedieningsveer willen doen. Het antwoord “Ik denk dat de jongens hem weer op de kant hebben gegooid.” klinkt weinig bemoedigend. Over een soort schiereiland fietsen we naar de vermoedelijke locatie. Ineens zijn we aan het eind van het schiereiland. We hebben hem gemist. Een honden-uitlatende-vrouw geeft aan dat we het veer bij een houten poort kunnen vinden, maar dat ze hem niet heeft zien liggen. De houten poort blijkt een hek te zijn. Er is duidelijk een aanlegsteiger, maar van het veer geen spoor. Het draaiwiel ligt er verloren bij. Josephine stelt voor om hem te schrappen. Voorlopig zet ik een vraagteken in het verenboekje. In 2009 verschijnt er weer een nieue verenboekje en misschien staat hij er dan niet meer in en hoeven we hem niet te doen.

Wat zou ‘Gouden Ham’ betekenen? ‘Ham’ betekent in ieder geval: land gelegen in een bocht van de rivier. Dat klopt. Over ‘gouden’ kan ik geen aanwijzing vinden.

Josephine en ik hebben beiden moeite met links en rechts. Afgesproken is dan ook dat het gebaar gaat voor wat er gezegd wordt. Als Josephine zegt dat we rechtsaf gaan en ze steekt daarbij haar linkerhand uit. Dan is het de bedoeling dat we linksaf gaan. Dat geeft nooit problemen. Vandaag ging het bijna fout. Ik had gezien dat we aan de verkeerde kant van de weg linksaf moesten, maar Josephine blijkbaar niet. Ik probeerde de bocht steeds ruimer te nemen totdat ik in de gaten kreeg dat Josephine eerst wilde oversteken om linksaf te gaan. We bleven overeind.

Gebaren over de te volgen richting waren vandaag trouwens moeilijk te maken. Veel bordjes hadden trapjes als aanwijzingen. Josephine heeft maar 2 gewrichten om te wijzen en kwam er 1 tekort om zo’n trapje aan te duiden. Aanwijzingen als “we gaan de dijk op” waren voldoende om toch gezamenlijk dezelfde kant op te gaan.

We besloten niet naar ’s-Hertogenbosch terug te rijden, maar in Oss op te stappen. Daar werd al gelijk een vertraging omgeroepen. In ’s-Hertogenbosch volgde weer een vertraging. Snel nam Josephine een besluit: ‘We nemen de trein naar Eindhoven.’ ‘Eindhoven ligt toch zuidelijker?’ piepte ik nog, maar ik weet dat Josephine het treinennetwerk in haar hoofd heeft zitten en dat het wel goed zou komen.

Moesten we vanochtend iedere keer in een sneltreinvaart overstappen, vanmiddag was het wachten geblazen. ’s Avonds rekende ik uit dat ik om 8 minuten over 9 vertrokken was en om 10 voor half 8 ’s avonds weer thuis was. Ik had langer met het openbaar vervoer gereisd dan ik gefietst had.

Nog 90 te gaan.

woensdag 28 mei 2008

Molletjesveer

Zodra ik een station betreed, treedt onmiddellijk de omroepinstallatie in werking. Het lijkt wel of er een detectiepoortje aanwezig is dat op mij is afgesteld. Vaak gaat het helemaal niet over mijn trein, maar vandaag wel. Hij rijdt een andere route en hij doet Haarlem en Heemstede-Aerdenhout niet aan. Ik kijk op de reisinstructies van Josephine. Die haltes staan er helemaal niet op. Ik houd het er maar op dat dit al bekend was, toen Josephine de reisinstructies stuurde.

Schiphol
In Rotterdam-Centraal stapt een man in, die in het algemeen vraagt of deze trein in Schiphol stopt. Ik houd mijn mond, maar andere mensen menen dat de trein niet in Schiphol stopt. “Maar de conducteur zei van wel,” vervolgt de man op klagende toon. Waarop een vrouw zegt dat hij daar dan maar op moet vertrouwen. Bij elke halte loopt de man naar het balkon en vraagt aan Jan en alleman of de trein in Schiphol stopt. We naderen Schiphol en ineens roept hij keihard “Kijk eens, vliegtuigen! Wat mooi.” Niemand reageert. Mijn gedachten dwalen af naar de dagelijkse reizen met de blauwe tram vanuit Leidschendam naar mijn lagere school in Den Haag. In die tijd een hele onderneming en regelmatig werd aan mijn ouders gevraagd of ik een kind wilde begeleiden naar haar of zijn school. Mijn mening werd niet gevraagd. Zo moest ik een paar jaar Nel, die het syndroom van Down had, begeleiden naar school. Op televisie zie ik altijd dat die mensen heel vrolijk zijn. Zo niet, Nel. Ze stompte altijd heel venijnig met haar elleboog. Als de tram volliep, zeiden mensen altijd: “Gaan jullie maar samen op een zitplaats zitten,” wat betekende dat ik na een paar elleboogstoten op de grond zat.
Later kwam het verzoek aan mijn ouders of ik een tweede meisje met het syndroom van Down wilde meenemen. Die was gelukkig wat vrolijker, maar ze zong zomer en winter keihard Sinterklaasliedjes, waar ik me voor schaamde. Als het me nu zou overkomen, zou ik vrolijk meezingen, maar als kind vond ik het vreselijk.
Zo heb ik gedurende mijn lagere-schooljaren 5 kinderen begeleid naar school. De andere 3 hadden niet het syndroom van Down, maar hadden ook de onhebbelijkheid niet te willen opstaan voor volwassenen. Bovendien praatten ze heel hard. En daarvoor schaamde ik mij ook. Het begeleiden was niet het ergste, maar het feit dat je geen vrijheid had om van je route af te wijken of met een schoolvriendinnetje mee te gaan. Je zult mij dus nooit zien carpoolen. Maar ik denk dat het voor de ouders van die kinderen veel erger was. Ik kan zo nog het beeld van de ouders van Nel oproepen. Twee oude mensen, die elke ochtend en elke middag bij de halte stonden om haar over te dragen of weer terug te nemen.

Hoe een simpele ziel je gedachten zo kan laten afdwalen. En gelukkig voor hem stopte de trein inderdaad in Schiphol.
Zowaar treffen Josephine en ik elkaar op Amsterdam-Sloterdijk waar we moeten overstappen naar Krommenie met een half uur pauze. Een mooi station en vanaf het damestoilet kan ik het kantoor van Reed Elsevier zien.

De Zaanse Schans
Zaandam kent verschillende haltes en als een Japans gezin bij de eerste de beste halte wil uitstappen, dirigeert de conducteur ze weer terug in de trein met de opmerking: “Most Asian people get off the train at the next stop.” De Japanners stappen weer in en ik controleer bij de volgende halte of er veel Aziaten zijn onder de treinverlaters. Het klopt.

De ene vaart is de andere niet
In Krommenie verlaten alleen twee rasechte Nederlanders de trein. Al snel passeren we mooie Zaanse huizen en we roepen dat je daarvoor helemaal niet naar de Zaanse Schans hoeft. Bij een vaart aangekomen, ligt er een zelfbedieningsveer klaar en ik ben ervan overtuigd dat het de Knollendammervaart is en dat we dat pontje al op 16 augustus 2003 hebben gedaan.
Om het pontje aan de kant te krijgen moet je op een pedaal drukken en meteen draaien. Wij constateren dat op die manier onze boezem in de weg zit. Aangezien we beiden aan onze boezem zijn gehecht, willen we die niet op het spel zetten. De oplossing: de een pedalleert en de ander draait.
Echt recht voor de kant wil hij niet komen en ik werp mijn gewicht in de strijd, zodat ik de pont aangesloten houdt aan de oever en Josephine de fietsen de pont oprijdt. Ik constateer dat deze houding een goede oefening is voor mijn hamstring. Gezamelijk draaien en pedalleren we naar de overkant. Op naar het Molletjesveer, zo genoemd naar een veerman met de naam Mol, over de Nauernasche vaart. We fietsen naar het volgende bootjessymbool op de kaart. “Hé, dit is het pontje over de Markervaart en die hebben we ook al in 2003 gedaan; we zijn te ver doorgereden. Oh, en dan was de eerste pont toch de beoogde pont.”

Première DVD “Pontje Doen”
Het ziet er altijd zo relaxed uit als mensen zo’n zelfbedieningsveer bedienen, maar het is moeilijker dan je denkt. Zo was ik afgelopen donderdag, 22 mei 2008, bij de première van de DVD “Pontje Doen” van Menno Mennes en Jan Smelik. Heel toepasselijk in het Veerhuis bij het motorgierveer over de Nederrijn bij Opheusden. Uiteraard had ik ervoor gekozen om van de overkant te komen, zodat ik met het veer over kon varen. Deze overtocht geldt niet volgens het Pontjesreglement, omdat ik niet met de fiets was en Josephine verhinderd was. Tijdens die bijeenkomst werden er voorproefjes gedraaid uit de 2 DVD’s en daar zie je dat meer mensen moeite hebben met dit soort veren. Zo komt er om 9 uur een man aan bij zo’n pont, een andere man komt erbij en vertrekt weer; later komen er nog 2 echtparen bij en met z’n allen zijn ze niet in staat om de pont aan de praat te krijgen. Om 10 uur fietsen ze allemaal weer weg zonder overgevaren te zijn. Even later zie je een vrouw gezellig op de kast met draaimechanisme leunen, terwijl ze in sappig Amsterdams met haar partner keuvelt die de pont moeiteloos naar de overkant draait. Het is gewoon een kwestie van de goede kant op draaien!
Als je Josephine en mij "live" op een pontje wil zien, moet je de DVD "Pontje Doen" kopen. Bij de provincie Noordholland kom je ons tegen op het pontje NH36 bij het café Klein Kalfje in Amsterdam. Als je van Hollandse landschappen houdt, is deze DVD een aanrader.

Ilpendam en Landsmeer
Op naar Ilpendam om de 2 andere ponten voor vandaag te doen. Als we Ilpendam naderen, staan er allerlei omleidingen aangegeven, maar wij rijden stoïcijns door en we worden beloond, het elektrisch kabelmotorveer over het Noordhollands kanaal vaart gewoon. Het veer is bijna net zo lang als het kanaal breeed is. Een electromotor draait de kabel rond en de veerbaas remt hem met een soort klem af of zoiets. Het ziet er in ieder geval stoer uit wat hij doet. Op de wal staan stoplichten en zodra het veer aanlegt, springen de stoplichten op de kruisende Jaagweg op rood en kunnen de pontverlaters veilig oversteken. Hetzelfde systeem functioneert bij Landsmeer. Aan de overkant moet het verkeer zich opstellen en de bel luiden; prompt gaan de stoplichten voor het kruisende verkeer op rood en kunnen wij oversteken.


Van Landsmeer is het nog maar een klein stukje naar Zaandam. Het station wordt verbouwd en we worden verzocht om de blauwe lijnen te volgen voor de lift. Eigenzinnig als Josephine is, rijdt ze naast de blauwe lijn. Net op het moment dat ik roep, dat ze wel de blauwe lijn moet volgen, rijd ik tegen een hek aan. Triomfantelijk staat Josephine voor de lift. Gehoorzaamheid wordt niet altijd beloond.

Nog 91 te gaan.

zondag 4 mei 2008

Melkflessen

Elk voorjaar bekijk ik mijn benen en vraag ik me af of ik ze aan de openbaarheid kan prijsgeven. Het is niet alleen het feit dat ze nog wit zijn, maar ze worden er met de jaren niet mooier op. Ik zie blauwe en rode aders die door het schilferlandschap van mijn huid kronkelen. 'Als ze nu bruin zouden zijn, valt het misschien wel mee.'De drogist licht me voor over de mogelijkheden: eerst de huid scrubben en daarna gelijkmatig met een bronzer insmerenen en een kwartier laten drogen. ‘s Avonds volg ik nauwkeurig de instructies op. De volgende ochtend word ik inderdaad wakker met bruine benen, maar de verhouding is zoek. Het lijkt wel of mijn benen naar Spanje op vakantie zijn geweest en de rest van mijn lichaam niet.

Volgens het reisadvies van Josephine moet ik om 9.31 uur in Dordrecht in haar trein stappen. Ik volg dit advies op en bel naar Josephine om te informeren of zij inderdaad in dezelfde trein zit: 'Eh..., ik sta nog in mijn schuurtje.'
Toen ik de vorige week de treintijden doorkreeg, was ik al verbaasd geweest over het vroege tijdstip, maar ik dacht dat Josephine er flink tegenaan wou gaan en had niets gezegd. Later bleek dat Josephine eerst mijn treintijden had uitgerekend en daarna de hare. Vervolgens had ze - toen ze zag dat ik dan wel erg vroeg moest opstaan - haar treintijden verlaat, maar de mijne was ze vergeten aan te passen.

Ringtone
Ik kom naast een medewerker van het spoor te zitten en op mijn vraag wat zijn functie is, antwoordde hij: “machinist, opleider en instructeur”. Zo raken we aan de praat over het machinist zijn en dat maar weinigen daarvan ook opleider en/of instructeur kunnen of willen zijn. Goede machinisten blijken schaars te zijn. Voor de HSL zijn nog maar 5 machinisten opgeleid. Het moeilijke aan het machinist zijn op de HSL-lijn is de snelheid, die op sommige stukken boven de 300 kilometer per uur ligt. Dan moet je als machinist dus niet naar buiten gaan zitten kijken, want dan word je gek. Je moet je concentreren op het bedieningspaneel en daarop vertrouwen. Dat is niet iedereen gegeven. Ons gesprek wordt afgebroken door het rinkelen van zijn telefoon in de vorm van de alarmbellen bij een spoorwegovergang. Ik ben meteen jaloers op deze ringtone.

De winkelste straat van Breda
In Breda vind ik snel een café met terras aan de overkant van het station. Op de leestafel ligt een tijdschrift over de stad. Het is goed om eens andere lectuur tot je te nemen, want ik leer meteen een nieuw bijvoeglijk naamwoord: de winkelste straat van Breda. Als Josephine aankomt, vraag ik of ze wil fietsen of shoppen, want ik weet nu alles over de winkels in Breda. Josephine wil fietsen.

Haagse en Ettense Beemden-route
Beemden zijn natte veengronden in beek- en rivierdalen. Boeren gebruikten deze gronden als hooiland en staken er tot in de Tweede Wereldoorlog turf. Tegenwoordig overheerst in het gebied grasland.
Als we de verkorting van de Haagse en Ettense Beemden-route volgen, komen we automatisch bij het pontje uit. Een makkie, dus. Toch missen we geregeld de bordjes en op een gegeven moment vragen we aan andere fietsers waar het pontje naar Terheijden is. 'Rechtsaf en linksaf en dan kom je er vanzelf langs,' zegt de vrouw en tegen haar man 'Dat kunnen wij ook wel doen.' Halverwege het lange fietspad vragen we het nog een keer aan een fietsend echtpaar, terwijl we passeren: 'Rechtdoor en dan zie je het aan je rechterhand.' Zo vergaren we steeds meer mensen achter ons aan op weg naar de pont.

Motorveer over de Mark
De veerbaas is een echte schipper met een pet op. We varen over de Mark zo de haven van Terheijden in. Bij café Elsakkers drinken we wat en ik zie naast mij een vrouw een trappistenbier drinken en ik vertel haar over een fietsvierdaagse in Brabant in de jaren 70 en dat ik daar op een dag 10 km voor de aankomst m’n eerste trappist had gedronken. Daarna kon ik de pedalen bijna niet meer rond krijgen. 'Dat klopt,' zei ze, 'maar je had er 2 moeten nemen, dan had je nergens last van gehad!'
Dat was mijn leermoment tijdens deze tocht.

Weer zien we routebordjes over het hoofd, maar gelukkig zijn hier ook fietsknooppunten; via 10, 44, 7, 8, 45, 48, 47 en 80 bereiken we weer het station van Breda.
Ik heb vandaag scherp opgelet. Er was vandaag niemand die schielijk zijn zonnebril opzette, zodra hij mijn blote onderdanen zag. Het helpt dus echt, die bronzer.

Nog 94 te gaan.

zondag 9 maart 2008

Gaten dichtrijden

Toen we ergens in 1998 begonnen met samen te fietsen, waren pontjes een toevalligheid. Je vond het leuk ermee over te varen, maar verder dacht je er niet al teveel over na. Toen we eenmaal het boekje met overzetveren hadden aangeschaft, begonnen we ze ook te noteren. Maar we reden er niet gericht op. Nu we het serieuzer is geworden en we ze ook alle 200 gedaan willen hebben, moeten we heel gericht gaan rijden. Als je de vele pontjes over de Maas en Waal beziet, lijkt het heel erg simpel. Je begint in het westen en je steekt voortdurend de rivier over en binnen een paar dagen heb je ze allemaal gedaan. Twee factoren verhinderen dat.

Seizoenspontjes
De eerste, de meest hinderlijke, is het feit dat veel pontjes niet het hele jaar door varen: de zogenaamde seizoenspontjes. Sommige varen maar slechts 2 zomermaanden. Andere varen weer niet in het weekend. Aangezien de meeste pontjes in de Bijbelgordel liggen, melden we ons vaak op zondag tevergeefs aan.

Uit de vaart
Pontjes zijn ook wel eens uit de vaart door storm of reparatie. Dan valt ons hele reisschema in duigen. We eindigen dan nl. aan de verkeerde oever en moeten via een brug omrijden om weer bij een station te komen.

Hollandse Biesbosch
Later moeten we terug om dat ene pontje nog te doen. Dit noemen wij in het Pontjesreglement ‘gaten dichtrijden’. Vandaag, 2 maart 2008, gaan we zo’n gat dichtrijden. Vanaf april varen veel pontjes weer, maar het is kunst er een te vinden die in maart begint met varen. ‘Ha, hier is er een die in de voorjaarsvakantie begint.’ Alle pontjes over de Merwede hebben we gehad, maar nog niet die in de Hollandse Biesbosch. Ik schrijf nadrukkelijk de Hollandse Biesbosch; er is nl. ook een Brabantse Biesbosch, wat Gerard iedere keer weer stipuleert.

Station Dordrecht ligt gunstig ten opzichte van beide Biesboschen. Met windkracht 5 in de rug zijn we snel bij het bezoekerscentrum waar Zonnepont 7 vandaan vertrekt. Het veer ligt aangemeerd, maar gereedschap duidt er niet echt op dat hij vandaag gaat varen. Achter ons klinkt een stem “We varen vandaag niet, omdat het veel te nat aan de overkant is om te wandelen.” In mijn ooghoeken zie ik dat Josephine al aanstalten maakt om weg te lopen, maar ik besluit het erop te wagen. Ik vertel van onze queeste en als er op zijn gezicht een glimlach verschijnt en zijn ogen beginnen te glimmen, voel ik dat hij ons verzoek gaat honoreren. “Hebben jullie nog wat te doen hier?’ vraagt hij tenslotte. “We wilden even wat gaan drinken bij het paviljoen.” “Wanneer jullie daarna weer terugkomen, vaar ik even heen en weer. Hoe klinkt dat?” “Uitstekend.”

Als we achter een cappuccino (Bettie) en een warme chocolademelk zonder slagroom (Josephine) zitten, zien we steeds meer mensen de steiger oplopen. Ongerust vraag ik me af of hij zijn belofte nu wel waar kan maken. Misschien willen die andere mensen per se het Laarzenpad gaan lopen en eisen dat hij ze overzet. Maar het valt mee; ze komen voor de rondvaartboot.

Als we onze weldoener, Jan van Loon, weer op de steiger zien verschijnen, rekent Josephine snel af en we melden ons bij hem. Terwijl wij wachten tot de pont gereed is gemaakt, vertelt de kapitein van de rondvaarboot dat De Biesbosch de grootste vloot heeft, die op zonne-ernergie vaart. We waren naar de overkant en daar mogen we ook nog even aan wal stappen. Dat moet volgens het Pontjesreglement; anders geldt hij niet. Jan vertelt enthousiast over hoe mooi het hier is in de verschillende jaargetijden.

Fast Ferry
We stappen weer op de fiets om naar de waterbus te gaan, waarvan Jospehine een aanwijzing zag op de heenreis. Ineens ontdek ik dat ik mijn mobieltje kwijt ben. We vinden hem al snel bij de picknicktafel van het bezoekerscentrum. Ik weet dat de zakken van mijn regenpak te ondiep zij, maar ik trap er telkens weer in. We passeren een groep knotwilgen die diep in het water staan. Je waant je in een sprookjeslandschap, maar het gezoem van een energiecentrale brengt je weer terug in de werkelijkheid. Aan de andere kant van het fietspad staat een hoogspanningsmast en ik kan me niet herinneren dat ik ooit zo dichtbij zo’n mast ben geweest.

Bij de halteplaats van de waterbus aangekomen, lezen we in de dienstregeling dat hij alleen in hoogseizoen vaart op zondag. Dan gaan we de Merwede maar oversteken en naar Sliedrecht rijden om daar de Fast Ferry naar Dordrecht te nemen. De wind staat dwars op de brug. We rijden middenop om de windvlagen tussen de spijlen op te vangen. Aan het einde van de brug vraagt Josephine of ze geen strepen op haar gezicht heeft. Ik zie niks. Dan dringt pas tot me door dat ze bedoelt dat de zon af en toe wel op haar gezicht scheen en soms (bij de spijlen) niet. Het wordt tijd dat Josephine de zonnebrandcreme weer toevoegt aan haar fietsbagage.

In Sliedrecht hoeven we maar 8 minuten op de ferry te wachten. Josephine neemt een kaartje naar Dordrecht en ik een naar Krimpen aan den IJssel. De eerstvolgende halte is: jawel, de halteplaats waar we een half uurtje eerder de dienstregeling hadden bestudeerd en geconcludeerd hadden dat hij niet werd aangedaan. Beiden stappen we in Dordrecht uit. Josephine rijdt naar het station en ik stap over op de boot naar Krimpen aan den IJssel. Voordat ik in Krimpen de boot verlaat, verhuis ik mijn huissleutels van mijn fietstas alvast naar de zak van mijn regenjack. Thuis aangekomen, zijn ze verdwenen. De 6 kilometer naar de boot leg ik in omgekeerde volgorde aan de verkeerde kant van de weg af in de hoop de sleutels weer te vinden. Helaas kan ik ze niet ontwaren en haal ik bij de buren de reservesleutels.
Een teleurstellend einde van de dag, maar we hebben wel weer een pontje gedaan vandaag en de volgende maand beginnen de meeste seizoenspontjes weer te varen en hebben we een ruimere keus.

Nog 95 te gaan.

vrijdag 29 februari 2008

Pas op meerdraden

“Waar is de reis heen, vandaag?” vraagt Gerard tijdens het ontbijt.
“Abcoude.”
“Ik zou naar Abwarme gaan, als ik jullie was,” antwoordt hij ad rem.
“Heb je gezien dat de vogels op het ijs lopen? Straks ligt het pontje weer vastgevroren,” roept hij nadat hij het tafelkleedje heeft uitgeschud.
Zoals onze trouwe lezers weten, laten wij ons door niets weerhouden.

Op het station van Gouda moet Josephine in mijn Sprinter stappen, maar dat is niet het geval. Ik pak de mobiele telefoon en vraag aan Josephine waar ze zich bevindt. Het is even stil, maar dan volgt beduusd: “Ik zit in de trein naar Gouda”. Op dat moment verlaat mijn trein het station Gouda. Met een “Dan zien we elkaar wel op het perron in Abcoude,” nemen we afscheid. Later bel ik nog een keer om te zeggen, dat ik alvast in dat gezellige koffietentje ga zitten. Maar helaas, het is een gloednieuw station geworden en er is nergens een drankgelegenheid te zien.

Hoe ging dat nu eigenlijk voordat wij allebei een mobiele telefoon hadden? Nadat we een keer tevergeefs op elkaar gewacht hadden: De een op Den Haag Centraal en de ander op Den Haag Hollands spoor, hadden we afgesproken dat als de ander er na een half uur nog niet is, ga je gewoon in je eentje fietsen. De ander kan dan ook zijn eigen plan trekken. Ook dit is vastgelegd in het Pontjesreglement.

Op de net aangeschafte fietskaart zetten we de route uit naar ‘s-Graveland. Na enige tijd ontdekken we dat we de verkeerde kant op rijden. Als we even later het oude station passeren, roepen we in koor dat op de kaart nog het oude station staat en dat we daardoor in de war waren geraakt.

We volgen de Gein en de Vecht en komen in Hinderdam. Langs het water staat een bord met de tekst “Pas op meerdraden”. Wat zijn dat nu weer? “Met die draden liggen de schepen aan de huizen vast; zie je die haken niet in de muren? Ik hoef niet te bukken, maar jij wel,” zegt Josephine. Ik zie helemaal geen draden over de weg lopen en ik besluit het thuis op te zoeken. Het zijn inderdraad kabels waarmee de schepen worden vastgelegd, maar en passant leer ik ook nog wat een kam betekent.

Even later rijden we langs het Naardermeer. Tussen een paar eenden zie ik ineens een mandarijneend. In Engeland had ik ze wel eens gezien; in Nederland echter nooit. Josephine is onverstoorbaar. Voor haar is een vogel, een vogel. Meer woorden heb je daarvoor niet nodig. Bij de Erfgooiersbrug zien we een picknicktafel in de zon en we besluiten onze eerste boterhammen te eten met een beker Rooibosthee.

We vervolgen onze weg naar het zelfbedieningsveer vlakbij de vestiging van Natuurmomumenten in ‘s-Graveland tegenover de buitenplaats ‘Schaep en Burgh’. In het bezoekerscentrum krijgen we duidelijke aanwijzingen hoe we pontje kunnen vinden. Zo’n mooi pontje hebben we nog niet eerder gezien. Ondanks dat het veer alleen voor voetgangers is, zetten we toch onze fietsen erop. Er zitten twee draaimechanieken op. Een voor heen en de andere voor de terugweg. Het handvat voor de heenweg is niet aanwezig en dat maakt het draaien erg lastig. Josephine is degene met de technische knobbel en zij probeert het handvat van de terugweg eraf te wrikken, maar het kogelgewricht blijkt met een borgpennetje vast te zitten. Met wat doorzettingsvermogen bereiken we de overkant.

Helemaal terugfietsen hebben we geen zin in en we besluiten door te fietsen naar Hilversum. We kopen een extra kaartje naar Woerden en in Utrecht splitsen zich onze wegen. Ik besluit de Intercity te nemen naar Rotterdam Alexander in plaats van de stoptrein naar Nieuwerkerk aan den IJssel. Bij de controle van de kaartjes merkt de conducteur niet op dat mijn kaartje maar tot Nieuwerkerk is. Hij knikt me zeer vriendelijk toe.

Als ik thuiskom, ga ik eerst naar de computer. Zijn er nog bestellingen binnengekomen op De vliegende theedoek? Ja, hoera weer 2.

Nog 96 te gaan.

woensdag 6 februari 2008

De nieuwe fiets

"Als het meezit heb ik m’n nieuwe fiets bij me!!!!" mailde Josephine aan de vooravond van de derde poging om De Trekschuit in Midden-Delfland te doen. Twee weken daarvoor, 13 januari 2008, was onze oorspronkelijke afspraak niet doorgegaan, omdat Josephine weer een verhaal aan haar valgeschiedenis kon toevoegen. In een droom was ze namelijk uit bed was gesprongen en had daarbij haar kleine teen gebroken.

Oorspronkelijk stond het zelfbedieningsveer over de ’s-Gravelandse Vaart tegenover de buitenplaats ‘Schaep en Burgh’ in Noord-Holland op het programma. Maar gelukkig had Josephine op tijd op de site van de NS gezien dat de treinen tussen Gouda en Woerden in dat weekend niet reden. Ze stelde voor om toch maar weer De Trekschuit te proberen. Ik had er niet zo’n zin in om weer daar naartoe te rijden, maar ja, hij moet toch een keer gedaan worden.

In de glazen kooi van de lift in het station van Schiedam zag ik de nieuwe fiets van Josephine al naar beneden komen. Een mooie helblauwe kleur. Een custom-built Santos Bike. Ze heeft nu zelfs een standaard aan het voorwiel, wat handig is als je ook bagage voorop je fiets hebt. Na de fiets uitgebreid bewonderd te hebben, geef ik aan Josephine de dvd van http://www.hollandheritage.tv/, die ik van Menno Mennes heb gekregen. Blader naar de een na laatste pagina en bekijk het filmpje “Pontje Doen”. Als je hem bestelt, zie je ook het interview met ons in onze kekke fietspakjes.

Menno hebben we in 2006 ontmoet en hier volgt een samenvatting van de lange mail die hij ons diezelfde avond nog schreef:

De meest bizarre draaidag uit mijn leven

Beste Bettie, Josephine en George,

Vandaag was zó'n bijzondere dag dat ik jullie mijn verhaal niet wil onthouden. Eerst zal ik jullie even aan elkaar voorstellen. Bettie en Josephine zijn twee zeer spontane en sportieve dames die reageerden op onze oproep om bijzondere verhalen. Zij schreven, dat ze álle pontjes in Nederland wilden bezoeken per fiets en vroegen of wij hierin geïnteresseerd waren.
George Hak hebben we via de pontschipper Richard Koops uit Culemborg opgespoord i.v.m. een heel bijzonder geschilderde oranje scooter op de spoorbrug bij Culemborg met de tekst “Klaes miss you” met een datum erop. Het bleek dat Klaes na vele jaren met deze pont 2x per dag te hebben gereisd, was overleden, en zijn medepassagiers hadden deze scooter met tekst ter herinnering op de spoorbrug geschilderd. George Hak zal voor de camera deze Klaes een "gezicht" geven. Tot zover de verschillen, maar voor ons interessant.
De overeenkomst is, dat ik jullie alle drie heb meegedeeld dat het nog even zou duren, maar dat ik er op terug zou komen.

Het gevoel wat ik aan deze dag, 3 juni 2006, heb overgehouden is er een van: hoe bestaat het, hoe is het mogelijk, dit moet door iets gestuurd zijn, dat kan niet anders (en ik ben niet religieus), want:

Eigenlijk had ik vandaag in Ghana moeten zitten om een Ghanese artiest te portretteren, die wordt geïnspireerd door Rembrandt. Dit werd mij door de geneeskundige dienst afgeraden omdat mijn gelekoortsprik al twee jaar verlopen is en een nieuwe op deze korte termijn geen bescherming biedt.

Het laatste shot was eigenlijk ook niet gepland. Ik draaide toch maar van de houten "veerstoep", omdat ik de aankomst vanaf de overkant nog wilde draaien. Op dat moment stapt er een vrouw op deze houten vlonder en ik vraag vriendelijk of ze even heel stil kan staan omdat het anders zo trilt. Toen dit shot erop stond en ik wilde inpakken staan daar twee dames... en die zeggen: "Ben jij Menno Mennes?" ik zeg: "Ja,” (en kan het nu nog niet bevatten) ik zat al te denken dat er enige gelijkenis was met de foto (dit was een foto in de winter, met muts en zo) die jullie stuurden, “maar dan zijn jullie Bettie en Josephine!" "Ja, dat klopt". Dit alles (ontmoeting met George Hak en Bettie en Josephine) op één dag... wat betekent dit?
Enfin, het aanbod van de schipper die ons eerder al koffie aanbood, wat wij dit beleefd hadden afgeslagen omdat we verder moesten, heb ik nu toch aangenomen omdat wij door dit bizarre gebeuren toch graag mee wilden varen. We hebben Bettie en Josephine uiteraard geïnterviewd, onze koffie gedronken en zijn zeer verbouwereerd naar het laatste pontje gereden, de Ut 03 bij Nigtevecht. De oogst van vandaag: 6 pontjes en twee bizarre ontmoetingen, die door allerlei foutjes en het niet doorgaan van een reis naar Ghana, vandaag hebben plaatsgevonden. Volgens mij kan dit uitsluitend betekenen dat we op de goede weg zijn en dat Pontje doen? een succes wordt waar héél veel mensen van zullen gaan genieten!

Menno Mennes

Sinds die bijzondere dag hebben we mailcontact gehouden en zo hebben we de afgelopen weken kunnen volgen hoe hij geïnterviewd is voor De Telegraaf, de radio en het blad Plus. De trailers zijn ook op YouTube gezet: Dutch Ferries http://www.youtube.com/watch?v=DBqoUPDl-lo.
Na één week stond hij al in de top 100! De trailers van “Oude vissersplaatsen” en “Windmolens” zijn ook schitterend.

Met onze ogen dicht – bij wijze van spreken – reden we richting De Trekschuit. We moesten echter eerst nog een belofte aan Ton inlossen. Hier volgt zijn commentaar op de vorige vergeefse tocht:

… Ik vind het wel jammer dat jullie niet op die stoelen zijn gaan zitten. Daar had ik graag een foto van gezien: Josephine met haar benen bungelend boven de grond en Bettie gewoon met haar voeten op de grond, met die lange stelten van haar. Maar goed, dat pontje moet toch nog een keer gedaan worden, dus kijk ik er nu al naar uit.
Ton

We kiezen allebei een stoel uit en nemen ons brood mee. Josephine neemt ook de thermoskan, bekers en theezakjes mee. Ton, kijk maar eens goed naar Josephine’s bungelende benen boven het platform en naar mijn lange stelten. Een tafel ontbrak helaas. Ik moest dus naar beneden en naar boven om thee te halen en weer naar boven klimmen. De meeste fietsers die ons passeren, negeren ons totaal, totdat er een man roept, ”Nu nog een kopje koffie erbij, dames”. Wij houden onze theebekers omhoog en hij steekt z’n duim omhoog onderwijl “Toppie” zeggend. Het uitzicht is prachtig, maar we ontkomen niet aan ons doel: De Trekschuit.

Eerst moeten we hem naar ons toehalen. Terwijl ik de pont aangetrokken houdt, zet Josephine de fietsen op de pont. Dat val niet mee, want ik krijg hem niet goed aan de kant. En Josephine heeft op haar fiets klikpedalen. Een klikpedaal is een speciale uitvoering van het pedaal van een fiets, waarbij een speciaal aan de schoen bevestigd plaatje in het pedaal wordt vastgeklikt. Lopen is door dit plaatje een hachelijke zaak. Maar het lukt en de fietsen staan op de pont. Om beurten draaien we aan het wiel. Aan de overkant gekomen, hebben we hetzelfde euvel. De pont sluit niet aan op de kant. Gelukkig komen er net twee stoere knapen aangelopen. “Met deze pont is altijd wat,” zeggen ze terwijl ze met een soepele zwaai de fietsen van de pont aftillen. Aan de overkant gaan we verder en we rijden met een grote boog weer terug naar Schiedam. In het “Vierkantje” gaan we nog even wat warms drinken. Josephine valt met fiets en al op het terras, waar ze vervolgens door een charmante ober overeind wordt geholpen. Volgens de Wikipedia gebeurt het losmaken van de klikpedalen eenvoudig door de hak nog verder naar buiten te draaien, iets wat bij valpartijen vaak al automatisch gebeurt. Zo niet bij Josephine. Vandaag is de nieuwe fiets goed ingewijd. Hij heeft kou, zon en wind getrotseerd, is op de pont geweest en gevallen. Paardenpoep heeft Josephine nog wel kunnen mijden. En hij is natuurlijk getuige geweest van ons 103de pontje.

Nog 97 te gaan.

zondag 6 januari 2008

IJsgang

Naarstig zoek ik aan de vooravond van 23 december 2007 naar de Nieuwsbrief van de Vereniging Vrienden van Voetveren waarin staat dat de Trekschuit in Midden-Delfland weer in de vaart is. Ik vind hem niet. Wel vind ik een Nieuwsbrief van juni met de volgende onheilspellende mededeling:

Vlaardingen Vlietzicht – Maasland Duifpolder (ZH18)
Het fiets- en voetveer over de Vlaardingervaart 'De Trekschuit' is dit lente- en zomerseizoen niet in de vaart. Reden hiervoor is dat de pont te veel en te vaak technische mankementen heeft. In verband met technische storingen en uit veiligheidsoverwegingen heeft de provincie Zuid-Holland besloten de zelfbedieningspont 'de Trekschuit' voorlopig uit de vaart te houden. De ketting waaraan de pont wordt voortbewogen komt regelmatig vast te zitten in de lierkast waardoor de pont niet meer voor- of achteruit kan en de ketting vaak te strak komt te staan. Dit levert onveilige situaties op bij de doorvaart van boten.

Met een “Ik weet zeker dat ik heb gelezen dat hij weer in de vaart is” ga ik toch op pad. Het station Schiedam-Centrum is een ideaal uitgangspunt voor ons beiden. Voor mij rijdt de metro er rechtstreeks naar toe en Josephine heeft een rechtstreekse verbinding met de trein vanaf Hollands Spoor.

Vanaf Schiedam fietsen we eerst richting Vlaardingen en van daaruit bereiken we Midden-Delfland. Als we onder de A 20 rijden, horen we in de verte het onmiskenbare geluid van schaatsers. Het dooit toch op dit moment? Gisteren heb ik nog heerlijk geschaatst, maar dat kan toch niet meer? De hele dag zullen schaatsgeluiden ons begeleidden.

Langs de Vlaardingervaart komen we al snel de aankondiging van De Trekschuit tegen. Recentelijk is er nog een boot door de Vlaardingervaart gegaan, maar het ziet er toch niet naar uit dat de pont hier doorheen kan. Na 250 meter zien we aan de overkant De Trekschuit liggen, muurvast in het ijs. Op 6 mei 2006 stonden we aan de andere kant en toen was hij uit de vaart.

“Als we nu naar de overkant lopen, dan hebben we hem toch gedaan?” probeert Josephine hoopvol. Ik moet toegeven dat het pontjesregelement niet voorziet in dit soort situaties. Maar dan zou het betekenen dat we in 2006 naar de overkant hadden kunnen zwemmen en we hem al af hadden kunnen strepen. “Nee, dat geldt niet.” besluit ik snel.

Ondanks dat we nog maar 13 kilometer hebben gereden, gaan we toch al een boterhammetje eten met een beker thee. Nergens is een bankje te bekennen. “Zullen we op die hoge stoelen daar in de verte gaan zitten?” Josephine voelt daar niet voor; die heeft met gewone stoelen al vaak moeite om met haar benen op de grond te komen. Die heeft al ervaring met bungelende benen. We besluiten dan maar op de veerstoep te gaan zitten met onze voeten op het ijs. Dat hebben we nog niet eerder meegemaakt. Bovendien hebben we zo ook goed uitzicht op De Trekschuit.

Vervolgens rijden we via het Abtwoudse Bos weer terug naar Schiedam. De lunchroom, die een vrouw op leeftijd ons aanbeveelt, kunnen we niet vinden. Als we langs het Stedelijk museum lopen, besluiten we daar maar wat te drinken. Hete chocoloade voor Josephine, voor mij een cappuccino décaf. We blijven een hele tijd zitten kletsen en wanneer we weer buiten komen, is het aardig koud geworden.

De vaste lezers denken misschien wel: “Wat een teleurstelling weer”. Maar wij hebben onze beweging gehad in de frisse lucht en daar zijn we altijd tevreden over. Anders hadden we maar een beetje op de bank gehangen. Bovendien weten we de volgende keer, snel deze pontjes te vinden.

Statistisch gezien, is 2007 een goed pontjesjaar geweest. Kijk maar eens naar deze tabel:

1998 6
1999 1
2000 0
2001 2
2002 7
2003 14
2004 8
2005 16
2006 33
2007 15
------------------------
Totaal 102

Maar... nog steeds 98 te gaan.