zondag 2 december 2007

Korendijkse slikken

Naarmate we meer pontjes hebben gedaan, moeten we steeds gerichter gaan rijden. Zo moeten we in de gaten houden in welk seizoen de pontjes varen. Sommige pontjes varen alleen hoogzomer. Sinds 2007 kijk ik eerst welke pontjes die maand varen. Zou ik er nog een kunnen vinden, die in november nog vaart? Jawel. De vaarperiode van het voetveer in de Korendijkse slikken bij Goudswaard is van 1 juli tot 1 december. Dat was dus ons doel op zondag 11 november 2007. Op het bijgevoegde kaartje van Google maps op de site van de Vereniging van Vrienden van de Voetveren is duidelijk te zien dat we kreek konden benaderen op de hoek van de Westdijk en de Oudendijk. Dat moet niet moeilijk zijn te vinden, dachten wij.

Vanaf het metrostation in Spijkenisse is Goudswaard makkelijk aan te rijden. De Noordwestenwind met kracht vijf blies ons snel naar de eerste pont over het Spui naar Nieuw-Beijerland. De laatste meters naar het veer hadden we de wind ineens van opzij. Dat was even schrikken, maar we bleven overeind. Het motorveer “The Queen Jacqueline” hadden we al geturfd op 30 oktober 2004. In Nieuw-Beijerland probeerden we nog bij een hotel koffie te drinken, maar het was gesloten en de eigenaar vertelde ons dat we voorlopig niets zouden tegenkomen. Daar waren wij op voorbereid. De meeste pontjes liggen in de Bible belt en je weet dat je op zondag nergens terecht kunt.
Het eerste stuk kunnen we redelijk beschut achter een dijk rijden, maar algauw komen we bovenop een dijk te rijden. Zolang we schuin voor de wind hebben, gaat dat prima. We hebben een mooi uitzicht over het landschap en het lijkt wel of elk dorpje een molen heeft. Op de kruising van de Westdijk en Oudendijk aangekomen, blijkt dat we toch iets te ver zijn gereden. In het huisje van Natuurmonumenten gaan we eerst maar eens een boterhammetje eten met thee uit de thermoskan van Josephine, zodat we moed kunnen verzamelen, voordat we schuin tegen de wind teruggaan. Ik houd mijn thermoskan nog even bij me, zodat ik wat meer gewicht heb, als de wind probeert mij van de dijk af te blazen. De weerman had al gewaarschuwd dat de wind vlagerig zou zijn. We rijden midden op de dijk om te voorkomen dat we bij een windvlaag in het prikkeldraad worden geblazen. Het gaat goed, totdat ik een hand van het stuur haal. De wind blaast me meteen het gras in. Ik blijf overeind.

Het bordje van Natuurmonumenten adviseert om laarzen mee te nemen als je de wandeling in de Korendijkse slikken gaat maken. Die hebben we niet bij ons. We wandelen welgemoed in de richting van de kreek. De plassen kunnen we ontwijken, totdat het pad zelf een kreek wordt. Met een “ik ga niet weer mijn sokken uittrekken” draait Josephine zich om. “Wel je schoenen?” vraag ik nog, maar Josephine reageert wijselijk niet. “Deze kunnen we afstrepen,” zegt Jospehine even later op de terugweg. “Nee, natuurlijk niet,” werp ik tegen.
“In juli in een droge zomer wil ik het nog wel weer een keer proberen.”
“Dat is afgesproken.”

We fietsen weer terug en in Goudswaard gaan we bij de beschutte haven in het zonnetje nog een bammetje eten. Ondanks dat het nog geen vier uur is, nemen we toch een Cup-a-soup met heet water uit de tweede thermoskan. Als we Nieuw-Beijerland naderen, zien we dat het daar al regent, terwijl wij nog in de zon rijden.

In de metro naar huis constateren we dat het toch mooier weer was dan voorspeld. In plaats van 80% regen, schatten we dat we voor 20% in de regen hebben gereden. En dat de zon zich ook van zijn beste zijde heeft laten zien.

Nog steeds 98 te gaan.