maandag 27 februari 2012

Bicycle face


Marijke Hilhorst schreef in Elsevier een artikel over de tijd dat de eerste vrouwen in Europa het stalen ros beklommen en zich op de openbare weg waagden. In het serieuze Britse medische tijdschriften als ‘The Lancet’ verschenen er artikelen over de vele risico’s die kleefden aan het fietsen, met name voor vrouwen. De heren medici waarschuwden al te sportieve dames voor een rits aandoeningen waarvan ze zeker last zouden krijgen: tintelende handen en voeten, pijn in de polsen, gruis in de ogen, kramp in de kuiten, een stijve nek, hoofdpijn, omgemakken aan het zitvlak en dat deel van het lichaam dat omwille van het fatsoen beter onbenoemd kon blijven, en een bicycle face. De delicate huid van het gelaat, blootgesteld aan de elementen, aan zon, regen en vooral aan die gure, geselende wind, zou ernstig te lijden hebben op de fiets. Het verdiende aanbeveling vooral de wangen dik met vaseline in te smeren om te voorkomen dat die rood en schraal werden zoals de konen van een landarbeider, en een stofbril was verrre van overbodig. Beter nog was het helemaal niet te fietsen, want er zou onherstelbare schade kunnen optreden. Onvruchtbaarheid dreigde altijd. De Britse vrouwen waren gewaarschuwd.


Blijven trappen
In Nederland kennen wij het begrip ook, maar dan wordt er een van angst verkrampt gezicht mee bedoeld. Iedereen herinnert zich vast wel de eerste ‘fietsles’ van vader, die je op gang hielp en je een zet gaf met de woorden: ‘Blijven trappen!’ Dat vond ik niet moeilijk, maar hoe kom je weer tot stilstand, vooral als de fiets een zogenaamde ‘doortrapper’ was? Zoals het woord al zegt, je kon de pedalen niet stil houden. In bochten moest je natuurlijk oppassen omdat het pedaal altijd wel een keertje laag langskomt en je ook niet zo mooi in balans kan blijven met alsmaar doormalende benen. Ophouden met trappen kan ook een lelijke verrassing opleveren.Voordat je kon gaan remmen, moesten de pedalen in een bepaalde stand staan.
Afstappen was een drama. Ik gebruikte altijd een laag muurtje of paaltje.


Hier mijn favoriete opstap- of afstappaaltje aan de overkant van ons huis.

Hier zie je dat ik de stoep nodig heb om bij de grond te komen.

Fietsen zonder zorgen
Wij zijn het drama van het bicycle face allang voorbij. Onze enige twee zorgen zijn: Kunnen we het pontje vinden en vaart het? Via de website van Vereniging Vrienden van de Voetveren had ik via Google maps de plaats van het pontje gelokaliseerd: In de Ooijpolder.

Ooijpolder
Ten oosten van Nijmegen ligt de Ooijpolder. Het open gebied in de Ooijpolder had in het verleden regelmatig last van overstromingen. Door aanvoer van rivierslib was dit zeer gunstig voor de vruchtbaarheid van de bodem. Opvallend midden in dit gebied is het hoger gelegen dorpje Persingen met een laat-gotisch kerkje. Dit wordt wel aangeduid als het kleinste dorp van Nederland en is gebouwd op een donk, een rivierduin

Het Persinger Veer
Om het riviertje Het Meer over te steken is een zelfbedieningskettingveerpont in de vaart genomen: het Persinger Veer. Als echte randstedelingen staan we ongeduldig te wachten tot een oudere man het pontje naar onze kant heeft ‘gedraaid’.’Wat doet hij dat traag,’ becommentariëren wij. Er is geen bankje waar we kunnen zitten en de wind waait gemeen om ons heen. Als hij eindelijk is aangekomen, vraag ik of je aan de andere kant kunt fietsen. Terwijl hij zijn fiets van de pont afduwt zegt hij in half Nederlands en half Duits dat hij dat niet weet, omdat hij alleen heen en weer is gevaren. Tja, dat hadden we kunnen zien, want zijn fiets stond de verkeerde kant op. We gaan aan boord en als snel komen we er achter waarom het zo traag gaat. Het handvat zit verzonken en je kunt er niet goed bij. De extra rand aan de buitenkant kan ook gebruikt worden en dat is wel weer prettig. ‘Zullen we meehelpen?’ klinkt een vrouwenstem aan de overkant. ‘Nee,’ roept Josephine haastig, ‘want dat werkt tegen.’ Beide dames slaan geamuseerd gade hoe wij uiteindelijk de overkant bereiken. We stappen even af; het pontjesreglement schrijft dat immers voor. Duidelijk is dat hier niet gefietst kan worden. ‘Zo, nu zijn jullie aan de beurt,’ zeggen we als we weer op het pontje stappen. We leggen uit waarom we heen en weer varen.
De dames passen uiteindelijk dezelfde strategie toe als wij op de heenweg hebben gedaan. Ik maak een foto van ze en vraag het e-mailadres om deze toe te zenden.

Door de extra ring aan het draaimechanisme konden we samen draaien.


Tussenstand aantal overzetveren in Nederland

Trouw teken ik in het boekje met overzetveren altijd aan wanneer we het desbetreffende veer hebben ‘gedaan’. Bij elke nieuwe druk neem ik al die gegevens weer over. Tot op heden heb ik het feit genegeerd dat er telkens weer nieuwe veren zijn bijgekomen. Maar nu moet ik het toch onder ogen zien. Er zijn geen ruim 200 veren, maar 273. In plaats van nog 17 te gaan, moet ik schrijven nog 91 te gaan. En dan zijn er ook nog tientallen in ontwikkeling. Het meest betreft dit zelfbedieningsveren in nieuw te ontsluiten wandel- en fietsroutes. Dat betekent extra training van de armspieren voor ons.



Nog 91 te gaan.

26 februari 2012.