vrijdag 29 augustus 2014

Drenthe: Op de grens van het zand en het veen

Tot een paar jaar geleden waren er geen pontjes in Drenthe en ineens zijn er vier. Aanleiding voor ons om daar eens poolshoogte te nemen.
Onwillekeurig denk je bij deze provincie aan heide, veen, schapen, brinken en dorpen. Dit weekend gaan wij controleren of dit beeld nog klopt.

Zwolle als startpunt

Niet alleen in Drenthe zijn er nieuwe pontjes. Ook in Overijssel zijn er vijf bijgekomen. We nemen daarom dit weekend het zelfbedieningskabelveerpont in de stad mee. Goed verscholen tussen bomen, struikgewas en braamstruiken ligt het pontje op ons te wachten. Meestal glijdt zo’n voertuig soepel naar je toe, maar deze rust op een paar tonnen en schommelt bij elke ruk aan het touw. ‘Voel jij je ook duizelig?’ vraagt Josephine. Inderdaad, het lijkt of we een zeereis achter de rug hebben, als we weer aan de wal staan.
In het Doepark Nooterhof aan de Goertjesweg over de Zandwetering

Het Reestdal

We fietsen naar het noorden. De rivier De Reest stroomt op de grens van Overijssel en Drenthe. Daar moet ergens het volgende pontje liggen. Google Maps geeft aan dat het rechts van de A 32 moet liggen. Bij het informatiebord van het Reestdal worden we niet veel wijzer. Het pontje staat er niet op. Zouden we dit zandpad af moeten? Jongelui komen zwabberend over het zandpad aan fietsen. Blijkbaar is het te fietsen. We stappen op. De sporen van de fietsers voor ons geven precies aan waar het zand mul is. We slalommen om deze plekken heen en komen zonder te vallen bij het voetpad naar de veerstoep.

Het zandpad De Reestouwe
Parallel aan de A32 trekken wij onszelf naar de overkant van De Reest

Buitenherberg Ter Linde

We willen het zandpad mijden en rijden de andere kant op om vervolgens weer op het beginpunt uit te komen.
Het vriendelijke gespetter is inmiddels overgegaan in pijpenstelen. Langs de Hoogeveensche Vaart rijden we naar Zuidwolde waar we een hotel hebben geboekt. Af ten toe rusten we wat uit en eten een boterham, die we met de hand moeten bedekken om hem droog te houden. Na 75 kilometer – vanaf Zwolle – komen we aan als twee verzopen katten. Er is een bruiloft aan de gang. De bruiloftsgasten kijken verbijsterd naar ons. Gerard, die met de auto is gekomen, heeft medelijden met ons.
Op de kamer spreiden we de natte spullen uit in de hoop dat ze morgen weer droog zijn. Van de geprinte beschrijvingen van de pontjes is niet veel meer over. M’n onderbroek is oranje gekleurd door het oranje ‘zeemleren’ kruis in mijn fietsbroek.


Elim

Goed gemutst, ondanks de hier en daar nog klamme kleding, gaan we op weg naar Klazienaveen voor het derde pontje. We merken dat we niet echt opschieten. Door de turfafgravingen zijn er veel langwerpige velden, waar we omheen moeten rijden. We kunnen niet doorsteken. In het plaatsje Elim vinden we de eerste horecagelegenheid.
De naam Elim komt uit het Oude Testament: de oase waar de Israëlieten verbleven na hun tocht door de Rode Zee. Het voelt voor ons een beetje als een oase. Het is nog droog en we zitten in de zon. Het café blijkt de stempelpost van de fietsclub De Peddelaars te zijn. Twee mannen in rood/gele fietskledij zitten aan de stamtafel en ik vraag af ze al gestempeld hebben. Nee, dat hebben ze nog niet. Aan hun gemoedelijke buikjes te zien, zijn ze niet zo fanatiek.

Toerboekje

In de jaren zeventig was ik lid van een fietsclub. Elke zaterdag reden we zo’n 100 kilometer in groepsverband. In de vrije weekenden kon je langs stempelplaatsen (horecagelegenheden) rijden en zo aantonen hoeveel kilometer je had gefietst. Aan het einde van het jaar moest je het toerboekje inleveren en op het eindejaarsfeest werd bekend gemaakt wie de meeste kilometers dat jaar had gereden. Voor sommige leden was dit heel belangrijk.
Op zo’n vrij weekend reden ze in alle vroegte langs de stempelposten om later op de dag in gewone kleren op het terras te kunnen zitten. Naaste concurrenten dachten dan dat hij dat weekend niet reed en rekenden zich rijk.
Ik vertel dit verhaal aan de twee mannen. Nee, zo fanatiek waren zij niet.

Even later staat een van de twee met een beïnkte stempel aan onze tafel met de vraag waar hij de stempel moet zetten. Ik heb al jaren geen toerboekje meer. We laten hem op onze fietskaart stempelen.

Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald

Josephine kijkt op de kaart en vervolgens naar de donkere wolken. ‘Ik denk dat Klazienaveen voor vandaag te ver is. Laten we met een boog terugrijden en het pontje doen dat we gisteren vanwege de regen hebben overgeslagen. Te meer daar we voortdurend om moeten rijden omdat er geen dwarswegen zijn.’ Dat lijkt me een goed plan.
Hoe zullen we verder gaan?

Hebben we tot op heden veel weilanden gezien, nu rijden we over smalle paadjes in kleine bospercelen. Het gaat weer regenen. Via Zuideropgaande, Nieuw Moscou, Kerkenveld, Alteveer en Linde komen we bij het plaatsje Fort. Fort betekent een doorwaadbare plaats. Dat is altijd een goede aanwijzing dat het pontje niet ver weg kan zijn.





Vanaf de Brink rijden we richting Bloemberg en ineens zien we het bordje ‘Wandelroute -> naar het pontje’. Het graspad ziet er berijdbaar uit. En... hoera, het is weer droog.


Het pontje over de Reestvervangende leiding.



Aan weerszijden zit een schapenkop. Aan de ene kant een ram en aan de andere een ooi.


Beilerdingspilroute

In de middeleeuwen waren de boerschappen verenigd in grotere bestuurseenheden: de dingspelen. De oudste kerkelijke eenheden (parochies) die later werden gesplitst in meerdere kerspelen. Beilen is zo’n kerspeldorp, dat wil zeggen een dorp waar als vanouds de kerk stond.
Daar gaan we vandaag op de trein stappen naar huis. Maar eerst nog een mooie tocht over het Echternerveld en de Dwingeloosche Heide. We verlaten het beekdallandschap met weidelanden en veenafgravingen met kanalen en vaarten en komen zo op de hogere zandgronden. In Echten zien we voor het eerst een ouderwetse plaggenhut.



Een plaggenhut in Echten.


Josephine vertelt over haar grootvader, die in Drenthe de pacht moest innen. Op de fiets reed hij van plaggenhut naar plaggenhut. Op een gegeven moment hoort hij achter zich roepen: ‘Hé, u reed over ons huis heen!’ Toen hij omkeek, zag hij dat de hut zo laag was, dat hij hem helemaal niet gezien had.

Dwingeloosche heide

Het hele weekend zijn we geen vrijetijdsfietsers tegengekomen. Op de heide moeten we ineens file rijden. Dat is snel afgelopen als er ineens een bui losbarst. We schuilen in een hut.


Het hele gebied is bezaaid met een honderdtal kleine en grote vennen.


Vreemd genoeg staat het Oranjekanaal niet op de fietsknooppuntkaarten. We schatten dat het ergens boven Beilen moet liggen. In Hijken vragen we het even. ‘Deze weg in en voor de Holle Brug rechtsaf. Maar ik weet niet of hij er ligt.’ Bij doorvragen bleek ze te bedoelen dat ze niet wist of hij aan deze of gene zijde van het kanaal lag. Bij aankomst blijkt hij aan gene zijde te liggen. 
Drie van de vier pontjes van dit weekend lagen aan gene zijde.
Ik maak wat foto’s voor de website van de Vrienden van de voetveren. Het pontje is zo nieuw dat er nog geen foto is ingestuurd.

Een prachtig achtkantig hekwerk rond de pont.

Wat is mij bijgebleven van Drenthe? Veel paarden en koeien, mooie vergezichten, lange rechte wegen, klinkerwegen en zandpaden, berken en eiken, weinig brinken, nauwelijks schapen. En het was vooral nat en koud (maximaal 17 graden). Maar toch hebben we 184 kilometer afgelegd.

Vier pontje gedaan, nog 49 te gaan.

22, 23 en 24 augustus 2014

maandag 4 augustus 2014

Het gaat goed met de pontjes

‘Hallo Bettie, klopt het dat ik je zojuist op televisie hebt gezien?’ Ik herken de stem van een lid van de golfclub.
Ik moet even nadenken. ‘Ging het over pontjes?’ ‘Ja.’
De spreker aan de andere kant van de lijn vertelt dat hij het filmpje op Nostalgienet had gezien.
Hij zal wel doelen op de opname van TV-West een paar jaar geleden. Regelmatig merken vrienden of kennissen op dat ze me gezien hebben op een regionale zender.
Josephine en ik zijn niet slim geweest; we hadden een percentage moeten vragen elke keer als hij werd uitgezonden.

Klik in de rechterkolom op het driehoekje in de foto 'Geen pontje wordt gemist' om het filmpje te zien.

De Zaanboot

Vandaag gaan we op pad zonder filmploeg. Achter Amsterdam CS varen de ponten naar de overkant af en aan, maar wij zijn op zoek naar de Zaanboot. We zitten op steiger 14 te wachten, terwijl deze langzaam vol loopt. Hadden we moeten reserveren? We blijven rustig zitten. Om half twaalf komt het IJveer XI aan. Helemaal volgeladen en het duurt enige tijd voordat iedereen er af is. Wij blijven zitten als doorgewinterde pontjesvaarders. Hij vaart toch niet weg voordat iedereen aan boord is.

IJveer XI op het IJ
Links en rechts de bedrijvigheid van de havens. Gelukkig geen gids die zegt wat we links en rechts behoren te zien. Alleen het gezellige gepruttel van de dieselmotor horen we.



In Zaandam moeten we met de fiets in een gootje een steile trap op om op de weg te komen. We halen het net. Met de geur van cacao in onze neus fietsen we langs de Zaan. We rijden het veenplassengebied Het Twiske in. Een afwisselend landschap met langgerekte weilanden en bosjes. Het water is nooit ver weg. Via het Ilperveld rijden we Amsterdam-Noord binnen om de pontjes in het Schellingerwouderpark te zoeken. Maar eerst een ijsje…

Op he toilet in de ijszaak hangt een poster


De logica tussen de twee boodschappen ontgaat mij.

Zoeken, zoeken en nog eens zoeken

De aanwijzingen waar de pontjes liggen, waren niet zo duidelijk, maar we hebben een Nederlandse mond en vragen staat vrij. Normaal gesproken zijn er niet veel pontjes in buurt waar wij zoeken. De aangesprokenen antwoorden in onvervalst Amsterdam dat ze hier niet bekend zijn, maar dat die pontjes daar ergens moeten liggen. Meestal bedoelen ze de vele veren achter het centraal station van Amsterdam. Nadat we het hele park doorkruist hebben, geven we het op. Het wordt al laat.

's Avonds in het journaal

Veerpontjes. Je zou denken dat ze langzaam verdwijnen, maar niets is minder waar. Want in drie jaar zijn er bijna 30 fiets- en voetveren bijgekomen. Dus deze conclusie kun je trekken. Gerdo Goudriaan van de Vrienden van de Voetveren:

‘Het gaat goed met de pontjes! Ja, we zitten nu op 300 pontjes en we zijn van een dieptepunt gekomen: van 215 pontjes zo rond 1980. Dus er is een enorme stijgende lijn in te zien. Dat heeft alles te maken met de toenemende recreatie, maar ook het bewustzijn dat we een waterrijk land zijn. En dat daar pontjes bij horen. Behalve dat het nuttig is; het is gewoon lekker op het water. Het is heerlijk en je geeft je even over.’
Het gaat vooral om pontjes in toeristische gebieden, bijvoorbeeld over het Reitdiep in de kop van Groningen. Daar werd in nieuw pontje in gebruik genomen met 60 vrijwilligers als bemanning. (Een instructie voor het varen volgt voor de vrijwilligers). Volgend jaar komt hij in de vaart.

De trouwe lezer begrijpt dat wij door de voortdurende toename van pontjes nog vele jaren bezig zullen zijn.

Eén pontje gedaan, nog 53, of eigenlijk 83 te gaan.