zaterdag 6 april 2024

Ouderen in het verkeer, met name met hun elektrische fiets


‘Weet je wie onze volgers zijn?’ vraagt Josephine.
Dames op leeftijd en een enkele heer,’ houd ik mij op de vlakte.
‘Wat bedoel je met op leeftijd? houdt Josephine aan.
‘De oudste is 89 en de jongste begin 60’.
‘Ben je niet bang dat onze volgers uitsterven?’
‘Ja, daar denk ik weleens over na.’

Zo zijn we deze drie volgers al kwijtgeraakt.


Menno Mennes, 13 februari 1946 – 5 december 2012

Wie ik nooit vergeet, is de fotograaf, regisseur en filmer Menno Mennes die in 2012 op 66-jarige leeftijd is gestorven. Die deed een oproep voor mensen die een connectie met een pontje hadden. Ik heb ons toen opgegeven en zo zijn we op de CD ‘Overzetveren’ terechtgekomen die over de hele wereld is verkocht en met name in Japan. Ik ben benieuwd hoe wij in het Japans klinken.
Menno was een gevoelsmens en hij herkende de passie die wij voor pontjes hebben. Hij werd wel de Rembrandt van deze tijd genoemd. Als je kijkt hoe hij met het licht omgaat, kun je het daarmee helemaal eens zijn. Hij werkte met vaste kaders. Een rustig beeld en komt er ineens heel traag een ketting van een pontje in beeld of een groep zwanen.
Op elk pontjesverhaal reageerde hij enthousiast en beval andere pontjes aan. Zoals hij mij volgde, volgde ik hem. Via zijn organisatie Holland Heritage heeft hij CD’s gemaakt van Oude Vissersvaartuigen en Windmolens. Ook in deze films vind je de poëtische schoonheid van het Nederlandse landschap en de relatieve rust die hier nog te vinden is.

Jan Rusch, 26 september 1942 – 7 februari 2015

Om de verder gelegen pontjes ook te kunnen doen, vindt er in augustus een pontjesweekend plaats. We boeken dan een hotel en van daaruit fietsen we naar pontjes in de buurt. We werden voorheen vergezeld door mijn man en zijn broer Jan. Na een dag fietsen waren Josephine en ik wel uitgepraat en dan was het gezellig om met z’n vieren te eten.

19 augustus 2011, bij hotel ’s Lands Welvaren in Aardenburg, vlnr Bettie, Jan, Josephine en Gerard.

Gerard Rusch, 13 juli 1936 – 06 maart 2024

En dan natuurlijk, mijn grootste fan. Hier in 2018 in het dorpje Puurs in België.

 


 Hij las nooit de verhalen. Ik moest het maar gewoon vertellen, dat vond hij gezelliger. ’s Ochtends, terwijl hij nog op bed lag, stuurde hij me op weg met de vermaning om voorzichtig te zijn. Dat gaf ik natuurlijk door aan Josephine, maar minstens een keer per dag zeiden we tegen elkaar ‘Dit valt niet onder voorzichtig zijn.’

Als het (heel) slecht weer was, voegde hij er nog een zinsdeel toe waarin altijd wel het woord ‘gek’ in voorkwam.

Wees voorzichtig.

Zonder de aansporing om voorzichtig te zijn, stappen wij op de Sophialaan in Hendrik Ido Ambacht op de fiets. Het pontje gaat pas vanaf 12 uur varen en daarom gaan we eerst fietsen.
Sinds deze zomer hebben wij elektrische fietsen. Ik was zo gekrompen (van 1.68 naar 1.65) sinds ik in 2005 mijn voorlaatste (analoge) fiets had gekocht, dat ik nu een kleinere framemaat nodig had.
Vandaag, voor het eerst in 35 jaar, haken onze sturen in elkaar, even gaan we door als een Siamese tweeling, maar uiteindelijk vallen we toch. Ik word gelijk opgeraapt door een charmante jongeman. Josephine blijft nog even zitten, die moet nog bijkomen. Opgelucht constateren we dat we alleen maar blauwe plekken hebben. Ik had nog even met mijn hoofd de grond geraakt, maar mijn helm ving dat keurig op.
Nu is Gerard nog geen maand dood en hebben we gelijk een ongeluk.
De lust om te fietsen is gelijk verdwenen, maar ja als je van je paard valt, moet je gelijk weer opstappen. Anders blijf je de rest van je leven bang. Op naar de koffie/thee.

Het pontje

Nadat we ons trauma hebben verwerkt, stappen we weer op onze fiets en gaan we op zoek naar het pontje.
Er staan al twee mensen te wachten; die hadden de pont net gemist. Hij zou over een kwartier weer komen. Later bleek dat je het telefoonnummer, dat op een papiertje stond, moest bellen om het pontje op te roepen. Het is mooi weer en we wachten rustig af.



De Sophiapolder

Er mogen twaalf mensen mee. Het is een kort stukje en als we aankomen, worden we verrast door het voor Zuid-Holland kenmerkende, maar zeldzaam geworden zoetwatergetijdenatuur in de rivier De Noord. We boffen: het is laag water.




Met de volgende tocht gaan we weer terug.


We fietsen rechtstreeks naar onze geparkeerde auto’s.

Op 17 april mag ik bij de ANWB meepraten over hoe de ANWB een rol kan spelen in het voorkomen van ongevallen van ouderen op de e-bike. We gaan o.a. praten over hoe ouderen de e-bike gebruiken, hoe zij de fietsveiligheid in het verkeer (of tijdens een recreatieve tocht) ervaren en bijvoorbeeld hoe hun eigen gedrag er in het verkeer uit ziet. Door deze val ben ik nog meer betrokken geraakt dan ik anders zou zijn geweest.

Nu zou er bijna niets meer te volgen zijn geweest, als we ernstiger waren gevallen. Bijna waren we onderdeel van de statistieken: e-bike en ouderen. Zou dit dan als ‘eenzijdig’ ongeluk opgenomen worden? Bejaarden rijden vaak tegen stoepranden, paaltjes en dergelijke, heb ik begrepen.

 


zaterdag 20 januari 2024

Een pannenkoek is geen pizza

Waarschuwing vooraf: we hebben vandaag niets meegemaakt.

Zaterdag, 14 januari, schrijf ik Josephine dat we twee pontjes in Waddinxveen over de Molenvliet gaan doen. Ze liggen 100 meter van elkaar. Wat willen we nog meer?
Maandag stuurt ze de beoogde route vanaf mijn huis: 36 km. Zo, die heeft er zin in!
In Capelle worden de fietspaden altijd goed schoon gehouden, maar hoe is het daarbuiten? En nu het ’s nachts vriest en overdag dooit, wordt het verraderlijk. De stukken die in de zon liggen, worden schoon, maar hoe zit het met de stukken in de schaduw? Ik begin een beetje terug te krabbelen. Woensdag app ik haar dat ik er tegenop zie om mijn 74-jarige lijf bloot te stellen aan spiegelgladde stukken op de fietspaden. Ik weet niet of Josephine dan juicht dat ik afzeg of dat ze denkt ‘Verdorie’.
Het besluit: we gaan met de auto.


Om half elf vertrekken we vanaf mijn huis naar Waddinxveen. Josephine parkeert haar auto en we lopen in de richting van het pontje, althans dat denken we tot we bij een hek komen.

We lopen terug en zien een andere weg en die lopen we in. Een mooie buitenwijk met vrijstaande huizen. ‘Wel ver van de Albert Heijn,’ constateren we.

Ik houd een moeder aan met een bakfiets en twee los fietsende kinderen, waarvan de jongste wel heel klein is.
‘Ja,’ ze weet waar het pontje is. ‘Even terug en voor dat rode huis dat laantje in. Wees voorzichtig, want het is daar glad.’
We zien er uit als twee kwetsbare ouderen, zeker ik.
‘En wat gaat u doen?’ vraag ik. ‘Wij gaan naar de Jumbo. We zien wel hoe ver we komen’, en ze gebaart naar de kleinste. Voorlopig trappen die dappere beentjes verwoed op en neer.

Halverwege het pad is een man bezig van de afgesneden takken van de knotwilgen een haag te maken. ‘Jazeker, daar verderop ligt het pontje. Het andere pontje is een brug geworden.’


Heeft u geen hulp?’ vraag ik. ‘Nee, ik kan mijn vrouw wel vragen, maar die zegt binnen 10 minuten dat ze kouwe vingers heeft.’
‘Dan kan ze beter erwtensoep voor u maken,’ concludeer ik
Ik vraag of ik een foto van hem mag maken, terwijl hij zijn nuttige werk verricht. Dat mag en mag ik hem ook op mijn weblog plaatsen? Dat vindt hij ook goed. ‘Zal ik de foto naar uw mailadres sturen?’ ‘Nee, dat hoeft niet.’ Ik heb geen toestemmingsformulier bij me. ‘Hoeft ook niet.’

We lopen door en om de hoek zien we tussen de bomen het pontje als schimmeren. Een hek verspert ons de weg. De rubbers waarmee de twee delen van het hek verbonden zijn, zijn niet los te halen.

‘Ik had een zes voor gymnastiek en ook alleen maar omdat ik zo mijn best deed,’ bekent Josephine.



Ik klim over het hek heen en loop naar het pontje. Zoals te verwachten viel, ligt het pontje in het ijs. Ik ben niet de eerste die de ketting toch probeert op te halen.


Ik voeg me weer bij Josephine en tevreden lopen we terug om naar Pannenkoekerie ’t Veldhuis in Bodegraven te rijden.
Een pannenkoek naturel gaat meestal goed, maar een met spek en appel blijkt toch iedere keer een uitdaging te zijn. Tot Josephine haar verbazing blijkt de spek uit blokjes spek te bestaan en de appel is ook in kleine stukjes gesneden. In het midden is haar pannenkoek niet gaar. Al pratend, komen we tot de conclusie dat de spek en appel niet eerst is gebakken en dan het beslag erdoor heen, maar blijkbaar beschouwt de kok de spek en de appel als een ‘topping’ dat je erover heen strooit. Josephine geeft haar pannenkoek een vier-en-half.
‘Kun je niet net zo tolerant zijn als je gymleraar?’ probeer ik nog, maar ze is onverbiddelijk.

Met ‘Maar de dag krijgt een acht-en-half,’ sluit ze af.

20 januari 2024.