zondag 24 september 2023

Onze eerste rit samen met de elektrische fietsen

 

Toen we in 1998 voor het eerst samen gingen fietsen, hadden we het eerst getest. Fietsten we wel in hetzelfde tempo? Dat bleek zo te zijn. Door de jaren heen bleek wel dat we onze goede en onze slechte dagen hadden, maar over het algemeen fietsten we hetzelfde tempo en kregen we op hetzelfde tijdstip verzuurde benen.

Maar is dat met elektrische fietsen ook zo?
Vandaag gaan we het ervaren.

Het begint natuurlijk met het plaatsen van de elektrische fiets op de fietsdrager. Batterij eruit dan is ‘ie minder zwaar. Het oprijgootje bewijst goede diensten. Maar waar zet ik hem vast? Ik besluit om de diagonale stang te nemen, waar de batterij in zit. Dan zet ik meteen de deksel vast waaronder de batterij normaal gesproken zit. Dan kan ik die niet verliezen. De bevestigingslussen voor de wielen gaan als vanouds erom.



 

Als ik wegrijd, houd ik goed in de gaten of de fiets erop zit. Beweegt hij nou meer dan anders? Ik rijd de grote weg op en accelereer naar honderd en schuif naar de linkerbaan.
‘Hè, de fiets is weg!’ Oh, oh arme fiets. Ik zie al helemaal voor me dat de achterop rijdende auto’s erover heen rijden en krantenkoppen ‘Oude vrouw bindt e-bike niet goed vast, met een grote chaos tot gevolg.’

Ik schuif naar de vluchtstrook en stap uit. De fiets is blijven hangen in de wiellussen. Poeh, dat is een opluchting. De rechtertrapper zit vast in de fietsdrager, maar eerst moet ik alles van het slot doen en losdraaien.

M’n fietsgootje kan ik niet gebruiken, ik sta op een fly over en de vangrail is te dichtbij.

 


Ondertussen raast het verkeer, drie banen breed, langs me heen. En dan gaat het ook nog regenen. Het regenjack is bij de hand. Ik heb moeite de fiets in bedwang te houden. Waar is nu het resultaat van de spierkrachttrainingen die ik volg?
Het lijkt wel of het rustiger is geworden? Ik kijk achterom en ik zie dat een gele wagen van Rijkswaterstaat met oranje zwaailicht achter me staat. Ah, en één baan is leeg. De chauffeur steekt zijn duim op. Stoïcijns worstel ik verder en krijg het uiteindelijk voor elkaar. Ik heb hem nu bevestigd aan de verticale buis.
Ik steek m’n hand op naar de Rijkswaterstaatman en rijd weg. Hij blijft me nog een tijdje volgen. Of denk ik dat maar? Op een gegeven moment slaat hij af.
We kunnen vaststellen dat de emancipatie is geslaagd. Niemand stak een hand uit. Nochtans ben ik de Rijkswachtman dankbaar die over mijn veiligheid heeft gewaakt.

Eenmaal in het Westland zie ik de grote tuindersbedrijven die allemaal opschriften hebben met het woord ‘innovation’ erin en ik denk aan de anderhalve hectare waarom mijn voorouders sinds 1650 hun rug krom hebben gewerkt in Leidschendam-Voorburg.
Met adrenaline in mijn lijf arriveer ik op het Oranjeplein in De Lier. Opgewonden vertel ik mijn avontuur aan Josephine. Zij heeft dat ook gehad, de eerste keer dat ze de fietsdrager gebruikte.
Josephine heeft nu ook een helm, maar een charmante met een hoedje erover heen: Yakkay (brainwear for smart people).

Onverstoorbaar fietsen we naar Schipluiden waar het pontje op ons wacht, hopen we. We rijden achter elkaar op de drukke Gaagweg en we zien ineens het pontje aan de overkant van camping Het Zonneveld liggen. We varen over en komen op een prachtig fietspad dat is aangelegd op de oude trambaan. Weg zijn de auto’s.


 

We rijden door naar Maasland, nog steeds voor de wind. Een prachtig dorpje: links water en rechts oude panden. Bij de Oude Kerk staan twee bankjes en daarop gaan we een boterham eten.

 


‘Hoor je het koor dat oefent in de kerk?’
‘Nee, ik zal mijn hoorapparaten in doen.’

 


Daarna zet Josephine mijn zadel wat hoger.

Josephine kijkt naar de lucht. ‘Laten we ons regenpak maar alvast aan doen.’ We zijn het dorp nog niet uit of het begint te hozen. ‘Zullen we even schuilen?’ ‘Nee, laten we maar doorrijden, we weten wat er gebeurt als we te vroeg te veel pauzes nemen.’ De wind en de regen geselen ons van links. Josephine zet de vaart erin en ik blijf achter, maar de afstand wordt niet groter. Hoorapparaten houden niet van water, ik doe ze in mijn zak.
Ganzen vliegen laag over onze hoofden en lachen ons al gakkend uit terwijl ze zich verzamelen voor de trek naar het zuiden.
Josephine wacht wel op mij bij het volgende bosje. Het water begint mijn linkerschoen binnen te dringen en ik voel een straaltje langs mijn nek lopen.

 


Als verzopen katten rijden we Maasdijk binnen en de zoete lucht van bakkerij Vreugdenhil snijdt door de regen heen. Een enorme zaak waar zoetigheden in alle maten zijn uitgestald.
‘Ik neem niks, nu ik zoveel ben afgevallen,’ zegt Josephine.
‘Misschien serveren ze wel een koekje bij de koffie/thee’ vervolgt ze hoopvol. We worden niet teleurgesteld.
Ik neem een pak koekjes mee voor thuis. De kassière vraagt of ik een spaarkaart heb en of ik wil sparen voor de ovenhandschoenen. Ik sla het af en zeg ‘Ik kom hier nooit meer.’ Ze is beduusd en vraagt waar ik vandaan kom. ‘Capelle aan den IJssel.’ Ja, dat vindt ze wel ver weg.
Zonder mijn hoorapparaten versta ik haar uitstekend.

‘Dat klopt,’ zegt Josephine, ‘Westlanders praten hard omdat ze binnen de kassen vaak van ver naar elkaar moesten roepen.
‘Nou, ik heb bij mijn vader vaak in de kas gewerkt, maar volgens mij praten wij – Rijnlanders - niet hard.’

De regen is opgehouden en we vervolgen onze weg.
Josephine lacht ‘Je ruikt stal.’
Ja, nu ben ik degene die wat harder fietst.

De volgende ochtend appt Josephine ‘Van elektrische fietsen krijg je trouwens ook pijn in je benen.’

De kop is eraf.
Eén pontje vandaag; in totaal 315 pontjes gedaan.

23 augustus 2023