dinsdag 25 augustus 2009

De Maas: waar pontjes en culinaire genoegens elkaar ontmoeten

In ons jaarlijkse fietsweekend doen we de wat verder weg gelegen pontjes. Dit jaar was Zuid-Limburg met 7 pontjes aan de beurt. Als verblijfplaats hadden we hotel-restaurant Vivendum in Dilsen-Stokkem (België) uitgekozen. In 2006 hadden we Noord-Limburg aangedaan en slechts een pontje gemist. Dit gat zouden we dit weekeinde dichtrijden. De Maas zou 3 dagen weer onze trouwe bondgenoot zijn.


Klik op de kaart voor een vergroting.

Thuis, fiets, metro, trein, fiets, veer, fiets
Om 6.23 uur verliet ik het huis om de metro naar Rotterdam Centraal te nemen, alwaar de intercity naar Blerick bij Venlo om 7.17 vertrok. Waarom zo vroeg? De fietspendelboot De Maashopper, die we op het oog hadden, vertrok om 10.00 uur vanuit Baarlo naar Afferden in Noord-Limburg. Het was de enige afvaarttijd; we hadden dus geen keus. Bij de eerste halte stappen we uit en rijden weer terug naar Blerick.

Fiets, veer, fiets, trein, fiets, veer, fiets, hotel
Eens kijken of we het gat uit 2006 kunnen dichtrijden; de motor van het pontje was toen defect. We rijden richting Rijkel met beneden ons de Maas en in de verte zien we al dat “De Vogelvlucht” vaart. Eenmaal aan de overkant in Neer knisperen onze banden over de schelpenpaadjes om te eindigen bij een boerderij, die een nieuwe bestemming heeft gekregen. Aan de banieren te zien, kun je hier nu drakenfeesten ‘beleven’.

In Roermond aangekomen, worden we aangetrokken door het terras van De Tramhalte. Koffie respectievelijk thee willen we met echte Limburgse vlaai. Helaas, die smaken naar bordkarton. We hebben nog 2 dagen om echte vlaai te eten. Even controleren waar Gerard en Jan (de jongste broer van Gerard) zich bevinden: die hebben net hun traditionele uitsmijter op en rijden nu ter hoogte van Weert. Op het station constateren we dat we net de trein van 9 over hebben gemist. Een half uurtje wachten dus voor de trein naar Echt. Deze trein valt uit en de volgende heeft 10 minuten vertraging.

Vanuit Echt is het niet ver meer naar Ohé en Laak voor de motorveerpont “De Walborgh”. Voordat we bij de veerstoep zijn, zie ik een hoge brug opdoemen. “Moeten we daar overheen?’ Josephine bevestigt het. Het fietspad gaat spiraalsgewijs omhoog en het is goed te doen. Het lijkt erop dat we ons na de brug onbesuisd naar beneden kunnen laten gaan. Een haarspeldbocht bederft het plezier en Josephine anticipeert goed op de omhoogkomende fietsers, die de bocht niet goed hadden ingeschat en zich dus op ons wegdeel bevinden.

In Ophoven (België) schrijven we de nummers op van de knooppunten om bij ons hotel te komen. De eerste stad, die we bereiken, is Maaseik. We weerstaan de terrasjes rondom het plein met een standbeeld van de gebroeders Van Eyck en rijden verder langs de Maas naar ons hotel. De teller staat dan op 67,5 kilometer. Terwijl Josephine en ik ons douchen en omkleden, kijken Gerard en Jan naar de televisie in onze grote zolderkamer. Het arrangement dat we hebben gekozen bevat een 4-gangenmenu en een 3-gangenmenu. We kiezen het 4-gangenmenu onder het motto: ‘Elke dag kan de laatste zijn.’ We zitten in de tuin, die omringd is door haagbeuken. De kleuren en schaduwen van de ondergaande zon op de oevers van de Oude Maas veranderen langzaam. Pas later op de avond moeten er vestjes gehaald worden. Gerard complimenteert de patron cuisinier, Alex Clevers, dat het eten wel een ster waard is, waarop deze fijntjes opmerkt dat hij al een Michelinster heeft sinds 2007.

Fiets, veer, fiets, veer, fiets, hotel
Zaterdag zetten we koers naar het zuiden om in de vorm van een acht de Maas een paar keer over te steken. Het water bij Berg staat zo laag dat je vanaf de veerpont zo naar de overkant zou kunnen springen. Een eindeloze klim brengt ons in de richting van Stein (Nederland); de fietsknooppunten laten ons door de straten van de dorpjes kronkelen. Op een heuvel staat een kapel; een oude vrouw loopt ernaar toe, terwijl haar echtgenoot geduldig wacht en onderwijl zijn Suzuki Alto streelt. Tussen 2 maïsvelden door bereiken we Geulle. Daar kunnen we overvaren naar Uikhoven (België).

Over een smal paadje bereiken we taveerne Udec-Hove, alwaar we een 2e poging wagen voor een vlaai. Deze bevalt beter. Jospehine stelt voor om nog een ommetje te maken, anders zijn we om 2 uur alweer thuis. We verlaten de Maas en ruilen die in voor het Pietersemsbos, de Vallei van de Zijpbeek, Onder De Berg en het Lanklaarderbos. Dat hebben we geweten. De Molenberg blijkt een hele lange klim te zijn, maar het is prachtig. In Zutendaal leggen we aan bij de dorpsherberg voor een pannenkoek. ‘Het kan wel even duren’, waarschuwt de serveerster. Dat klopt. Al met al zitten we er een uur.

Het laatste stuk fietspad is aangelegd op een oude spoorweg en we rijden in een groene tunnel; op een gegeven moment zien we zelfs de resten van een perron. Het ruikt al een beetje herfstig; de eikels schieten regelmatig onder onze banden vandaan. Als we het parkeerterrein van het hotel oprijden, staat de teller op 58,3 kilometer.
Na het opfrissen, drinken we een aperitief in de tuin en nemen genoegen met het 3-gangenmenu. Weer een heerlijk wijnarrangement erbij voor Josephine en mij.

Fiets, veer, fiets, trein, fiets, veer, fiets, Inge, fiets, trein, fiets, thuis
Zondag is alweer de terugreis aangebroken. Om 10 uur zijn we de eerste passagiers voor ‘t Veerke naar Grevenbicht (Nederland). De veerbaas geeft gas en een enorm gebonk is het gevolg. ‘Er zit waarschijnlijk een stuk hout in de schroef’, merkt hij geroutineerd op. Hij blijft proberen het hout uit de schroef te krijgen door iedere keer weer gas te geven. De stroming van de Maas is hier sterk en we drijven steeds verder af. De mensen aan de overkant kijken verbaasd naar onze capriolen. Josephine en ik zitten al te bedenken waar we dan wel de Maas over kunnen gaan. ‘Als het pontje nu niet de overkant bereikt, hebben we dit pontje dan wel of niet gedaan?’ vraagt Josephine zich af. Gelukkig hoef ik geen antwoord te geven, want de pogingen van de veerbaas hebben succes, ineens schiet er een dikke tak onder het veer vandaan.

We rijden linea recta naar Sittard om de trein naar Maastricht te nemen, waar we een oud-collega, Inge, zullen bezoeken. Vanuit Maastricht proberen we de stoptrein naar Eijsden te vinden, waar ons laatste pontje vaart. Onze zoektocht is vruchteloos en we nemen van armoede maar de trein naar Maastricht Randwijk. Al snel vinden we weer de Maas. Aan de veerbaas leggen we uit, dat we alleen maar heen en weer willen varen. Een retourtje zit er niet in, maar we krijgen wel korting. Intussen belt Josephine naar Inge om onze aanwezigheid kenbaar te maken. Afgesproken wordt, dat Inge ons tegemoet zal rijden. Ik koop nog even snel heerlijke pruimen langs de weg. En daar is Inge al op haar nieuwe fiets. Gezamenlijk rijden we naar haar huis. Het is leuk haar weer na zo’n lange tijd te zien. De gesprekken lopen van (oud-)collega’s tot André Rieux. Onder de lasagne gaat het gesprek verder.

Even na heel en half gaat de trein naar het westen. Inge weet een leuke route – deels illegaal – naar het station. Op het station blijkt dat de trein niet even na, maar even voor gaat. Snel springen we in de trein en zwaaien naar Inge door de zich sluitende deuren.

Om half acht stap ik het huis weer binnen en eet nog een paar boterhammen. Ik houd het vol om ‘Zomergasten’ helemaal uit te kijken.

Deze keer zijn er geen gaten gevallen en hebben we alle 7 pontjes gedaan.
Nog 58 te gaan.

donderdag 13 augustus 2009

Nog 65 te gaan

‘Neem een schone onderbroek en tandenborstel mee’ schreef ik aan Josephine omdat ik bang was dat de 2 pontjes die Goeree en Overflakkee met het vastenland verbinden niet op elkaar zouden aansluiten. Een overnachting sloot ik niet uit. Josephine – nuchter als altijd – schreef terug dat we via de Haringvlietbrug ook het eiland af konden komen. En zo geschiedde.

De 2 pontjes van en naar Goeree Overflakkee varen alleen maar in juli en augustus. Daarom was ik erop gebrand ze allebei te doen. Maar de afvaarttijden waren 9.30 en 15.00 uur. Hetgeen in ieder geval betekende dat we bij nacht en ontij het bed uit moesten om de eerste afvaart te halen. Om 20 voor 7 reed ik tussen de bemiste weilanden richting Rotterdam Centraal. Ondanks dat ik Gerard had beloofd voorzichtig te zijn, was ik van plan alle rode stoplichten te negeren. Wonder boven wonder sprongen ze al op groen als ik kwam aanrijden. In de stad was het zo rustig dat 2 mensen verbaasd omkeken toen ik schakelde. Het station wordt verbouwd en het is niet duidelijk wat nu stoep of trottoir was. Toen ik een agent een stap opzij zag doen, begreep ik dat ik daar niet mocht fietsen. Ik kwam er met een standje vanaf.

Zowaar trof ik Josephine aan op het fietsbalkon, dat ik had uitgekozen. In Bergen op Zoom vond Josephine snel de weg naar Steenbergen. Dat was nodig, want we hadden niet veel tijd. We reden recht op de jachthaven aan waar het pontje lag aangemeerd. Tevreden blikten we terug op de voorspoedige reis.
De vrouw van de schipper, in een mooi rood broekpak, was in haar element. Uitgebreid beantwoordde ze de vragen van de opvarenden. Haar hond Bart was ook een dankbaar gespreksonderwerp. Op haar kaartjesronde mocht de hond het bonnenboekje in zijn bek dragen. Josephine heeft een hondentrauma, die dateert uit haar postbodeverleden en zij sloeg dan ook beleefd het afgelebberde kaartje af. En toen was er koffie.

Het eerste uur voeren we tussen het riet door naar Benedensas. Deze sluis is niet meer in gebruik. Na het laden en lossen bij de sluis, gaan we de Krammer op. Ik had nog nooit van dit water gehoord. Ineens de weidsheid van het open water. Het is een drukte van belang; ook veel beroepsvaart. Voordat we Oude Tonge bereiken, komen we door een vogelgebied. Helaas we hebben onze verrekijker niet bij ons. Een medepassagier vraagt waar wij naar toe gaan fietsen en ik zeg “Spijkenisse”. Op de vraag “Hoe ver dat is?” antwoordt Josephine: 60 kilometer. Ik schrik; ik denk niet dat ik nog zoveel reserves heb. Bovendien weet ik dat we tegenwind zullen hebben.

De fietsen worden door de bemanning van boord gereden. De hond loopt daarbij verschrikkelijk in de weg, maar dat schijnt niemand te deren. Ik was natuurlijk weer de enige die zijn fiets op slot had gezet.

In Oude Tonge zoeken we een bankje op om soep en brood te eten. Dat hadden we natuurlijk ook aan boord kunnen doen, ware het niet dat de fietsen zo ingesnoerd stonden, dat we niet bij onze fietstassen konden komen. Als we nog 60 kilometer moeten fietsen, kunnen we maar beter op pad gaan. Richting Ooltgensplaat gaan we. Ik moet ineens denken aan mijn jaren (1966 – 1974) bij Martinus Nijhoff, waar je veel soorten mensen tegen het lijf liep.
Zo woonden de ouders van een van mijn collega’s in Ooltgensplaat en een collega en ik werden bij haar thuis uitgenodigd op een zaterdag. Een groter contrast tussen deze twee was niet mogelijk. Zij een boerenmeisje, hij een jongen opgegroeid in de Haagse Schilderswijk. Ik zie nog zijn glunderende gezicht voor me toen hij op de tractor mocht zitten.
Diezelfde jongen schreef – voordat hij ging telefoneren – het hele gesprek eerst uit. Hij was van huis uit geen telefoon gewend en hij wist geen andere manier te bedenken om een telefoongesprek aan te gaan. Terwijl het verder een vlotte prater was.

Op de Volkersdam rijden we tussen het Volkerak en het Haringvliet in. Voordat we de Haringvlietbrug gaan beklimmen, rusten we nog even wat uit. In de Hoekse Waard rijden we door lintdorpjes die er allemaal hetzelfde uit zien. Voor Piershil (heuvel van Pier) gaan we nog even in het gras zitten en we kijken uit op wilde bloemen langs het akkerland. Waarschijnlijk zijn deze bloemen hier gezaaid om insecten aan te trekken. Josephine merkt op dat de zonnebloemen alle kanten op staan, terwijl ze met de zon horen mee te draaien.

De veerbaas in Nieuw-Beijerland wacht tot wij de pont op zijn gereden en vaart dan pas weg. In een wip zijn we bij het metrostation van Spijkenisse. Bij Schiedam-Centrum scheidden onze wegen.

Josephine is een goede schatter van afstanden, maar toen ik thuis kwam, stond de kilometer op 63,5 kilometer. Als je daar vanaf trekt, de 11 kilometer naar Rotterdam Centraal en de 13 kilometer van Bergen op Zoom naar Steenbergen, was de afstand Oude Tonge Spijkenisse minder dan 40 kilometer.

Met een “Ik ga de afstanden voor het komende weekend in Zuid-Limburg opnieuw uitrekenen,“ nam Josephine afscheid.

Nog 65 te gaan.