maandag 19 augustus 2024

Het laatste clusteruitje

Toen we 15 augustus 1998 begonnen met onze pontjestochten scoorden we er in dat weekend zes. We waren toen in de naïeve veronderstelling dat we in een paar jaar tijd klaar zouden zijn met het ‘verzamelen’ van pontjes. Dat we dat weekend ‘De 8 van Grou’ zouden doen (met negen pontjes) en dat we er maar zes hadden kunnen doen, had ons al moeten waarschuwen. De ‘8’ in ‘De 8 van Grou’ sloeg niet op het aantal pontjes in die fietsroute. De fietsroute vormt met twee lussen een ‘8’.

Maar goed: het was het begin van onze queeste
In 2007 begon ik pas met mijn blog. Over de jaren daarvoor tasten we in het duister over onze avonturen.

Terug naar het heden. Het weekend van 15 t/m 18 augustus 2024 had ik pontjes geclusterd in de Wieringermeer. Ik geef de pontjes op aan Josephine en die maakt er routes omheen, verdeeld over het weekend. En zoekt het hotel uit. Deze keer was dat de Molengroet in Noord-Scharwoude.

Schagen Keinse

Ten noorden van Schagen is een wandelroute uitgezet over boerenland. De wandeling gaat door de zeekleipolder Neskaag, over het Stolpenkanaalpad, over oude landweggetjes, en over het zogenaamde Varkenspad.


In Schagerbrug laden we onze fietsen van de auto af en beginnen – volgens de aanwijzingen van Josephine - te fietsen. Het pontje ligt aan het uiteinde van een Wiel. Toevallig weet ik dat een Wiel ontstaat door kolkend water dat in het rondte blijft draaien en door aanwezige stenen vormt zich een mooi rond water. Een Wiel is over het algemeen heel diep.
Er was geen wind voorspeld, maar het waait stevig en op de WestFriesedijk geselt hij ons vanaf de zijkant. Ik vraag aan twee wandelaars waar het pontje ligt. ‘Na het Wiel,’ was het antwoord.’ Daar konden wij wel wat mee.

We rolden de dijk af, verbaasd gade geslagen door drie vissers. We waren naar de overkant en weer terug. De vissers begrijpen er niets van. Wij maken ze niet wijzer.

’s Avonds eten we in het hotel. Het toetje kunnen we niet op.

Wieringerwerf Derk Stevensweg

Bij het wegrijden bij het hotel vergeet ik dat de waarschuwingspiepjes van de auto niet werken als de fietsdrager erop zit. Ik raak zachtjes een andere auto. Een man die staat te kijken, zegt ‘Niets aan de hand.’ Ik geloof hem en ik vertrek. In Wieringerwerf zie ik dat mijn fietsdrager scheef zit. Dan moet er toch schade aan de andere auto zijn. Ik bel het hotel en geef mijn telefoonnummer. Met behulp van Josephine krijg ik de drager weer recht. Nu de fietsaccu weer in de fiets. Dan lukt me niet. Ook hier heb ik de hulp van Josephine nodig. Eindelijk gaan we op pad. We moeten onder de A7 door en daar moet het pontje zijn. We vinden het maar niet. We beginnen opnieuw in het centrum. ‘Kijk, hij moet tegenover de Aldi liggen.’ Met dat aanknopingspunt hebben we hem zo gevonden. Ik rem zo plotseling als ik hem ontwaar, dat de auto achter mij hard moet remmen om mij niet te raken. Maar daar is ’ie dan.


Op naar het volgende pontje in het Robbenoordse bos. Op het aanwijzingsbord zien we dat we de blauwe route moeten hebben. Een man zegt ‘Je moet oppassen voor teken, hoor.’ Wij nemen het voor kennisgeving aan. ‘Laten we proberen zo lang mogelijk te blijven fietsen,’ zegt Josephine. Dat lukt. Pas vlakbij het pontje moeten we gaan lopen.
Na voortdurend in het open landschap van de polder te hebben gefietst, voelt het bos als een oase aan.



Nadat we het pontje gedaan hebben, fietsen we verder door het bos. Boven ons circuleert al een tijdje een helikopter. ‘Ik denk dat Gerard vanaf zijn wolkje in een helikopter is gestapt, omdat hij ons niet meer zag vanwege het bladerdek,’ zegt Josephine.
‘Het lijkt me sterk, Gerard kon verdwalen in een rechte straat, riposteer ik.’

‘Hier ergens moet ‘ie liggen,’ zegt Josephine terwijl ze op Google maps op haar telefoon wijst naar de pin op de kaart. Vanaf de Groetpolderweg moeten we gaan lopen. We nemen onze waterfles mee en beginnen te lopen over het zeer hobbelige pad. 


De koeien komen nieuwsgierig kijken. Als we bij de weg met betonplaten zijn gekomen, zegt Josephine dat het pontje recht vooruit moet liggen, maar we zien niets. We weten dat het pontje in een wandelpad ligt. Ik zeg ‘Laten we de wandelroute volgen, want misschien heeft de boer van dit stuk land geen toestemming gegeven voor het wandelpad. We lopen de betonplaten over en dan blijkt de wandelroute naar links te gaan. Josephine slaat resoluut het olifantspaadje in en we lopen door het hoge gras met ingedroogde koeienvlaaien. Ineens staat Josephine stil. ‘Help, ze hebben hier met glyfosaat gespoten, dat is kankerverwekkend. Kijk eens naar mijn schoenen, helemaal oranje!’


We besluiten toch door te lopen. Aan het eind lopen we tegen schrikdraad aan. We zijn iets te vroeg linksaf geslagen. Het weiland naast ons loopt wel door tot het water. We zien nu dat wat wij voor water hebben aangezien, zonnepanelen zijn, maar daarvoor staat riet. Daar moet de sloot zijn. Ik ga onder het schrikdraad door. Josephine niet; die wil niet met nog meer glyfosaat in aanraking komen. Ik, als tuindersdochter, ben in mijn jeugd met allerlei gif in aanraking gekomen, zonder dat we wisten wat de gevolgen (Parkinson) zouden zijn. Nu bij mijn tweede broer Parkinson is vastgesteld, heb ik me ook laten onderzoeken. Ik heb het (nog) niet.



Terwijl Josephine terug loopt, ga ik in de richting van het pontje verder. En dan ineens zie ik het teken van de wandelroute, die naar beneden wijst. Ik vaar heen en weer en loop weer terug naar Josephine en ik bied mijn excuses aan dat ik hypercorrect was met mijn opmerking dat we daar niet mochten lopen. Samen lopen we terug naar de fietsen. Zin om verder te fietsen, hebben we niet. We gaan lekker lunchen in Winkel. Bij de fietswinkel koopt Josephine een spiegel voor haar fiets, zodat ze mij kan zien als ik achter haar rijd. En of ik niet teveel achterop raak.

Kunsttuin ‘Nederlands Kremlin’

Onderweg zien we borden naar de Kunsttuin. We besluiten een kijkje te gaan nemen. Toegang: 5 euro. Ik heb altijd contant geld bij me. De kunstenaar zit bij de kassa, dat wil zeggen hij zit achter een tafel en steekt het geld in zijn zak. We zien een Russische basiliekkathedraal, mythische wezen, talloze torens en koepels. Ze zijn geconstrueerd met diverse materialen, zoals bouw afval, tegels en trottoirbanden. In zijn werkzame leven was Ger Leegwater metaalmonteur. Als hij iets maakt, heeft hij het al duizenden malen doordacht.
Hij buigt zich vertrouwelijk naar mij over: ‘Soms vraag ik me af of ik nog wel in deze tijd pas. Alles gaat met zoveel vluchtigheid en snelheid tegenwoordig. Daar hebben wij, tachtigers, allemaal last van.' 


 We eten weer in het restaurant van het hotel, maar nu zonder toetje.

 

 De laatste dag is aangebroken. We halen nog een keer onze fiets van de drager en stappen op. We fietsen het recreatiegebied Geestmerambacht in. Prachtige, slingerende paden door een bos met veel waterpartijen. Bij een van die partijen ligt het pontje. We hoeven maar een klein stukje te lopen.


 
We laden onze fietsen weer op onze auto en met een tussenstop bij pannenkoekenhuis Het pannenland in Vogelenzang arriveren we weer bij onze respectievelijke woningen.

Met vijf pontjes gedaan in dit weekend, kijken we tevreden terug. We nemen afscheid van het uitgestrekte polderlandschap met zijn vele windmolens.
Als ik op pontjeskaart kijk, kunnen we nu geen pontjes meer clusteren. De resterende pontjes liggen ver uit elkaar. Maar we versagen niet.

19 augustus 2024