zondag 3 november 2024

Allerzielen

 

Op een bankje op een kerkplein in Noordwijkerhout zitten we onze boterhammen op te eten.

‘De kerk heet de Sint Victorkerk. Dat heb ik net op een bord gelezen,’ zeg ik.
‘Wie is Sint Victor?’ vraagt Josephine.
‘Dat weet ik niet en we gaan het ook niet opzoeken.’
‘We gaan het niet opzoeken,’ antwoordt Josephine.
‘Het zal wel een of andere martelaar zijn,’ veronderstel ik.

‘Valt het je trouwens op dat er veel mensen van de begraafplaats naast de kerk komen?
‘Natuurlijk! Het is 2 november: Allerzielen.’

Deze dag nodigt ons uit om stil te staan bij onze overleden dierbaren. Allerzielen gaat over respect, verbondenheid en liefde voor de ‘mensen van voorbij’, de mensen die niet meer bij ons zijn en tegelijk soms zo aanwezig in ons leven.



Onze dag is begonnen bij restaurant De Engel in Lisse. Nadat we onze fietsen van de auto hadden geladen, gingen we op zoek naar het pontje dat hier dichtbij lag. Al fietsend speuren we in het rond totdat ik hem ineens in de verte ontwaar. Maar hoe komen we daar? Daar bij dat hek misschien? Ja, het geeft toegang tot het Ommetje Poelpolder. Na de balanceeract via het opstapje over het hek, staan we in het lange, natte gras. Maar waar loopt het pad nu? Laten we maar eens naar dat andere hek lopen. Hier is al heel lang niemand meer geweest. Nergens is het gras plat getrapt. Terwijl we hinkepinken door het gras: we hebben allebei last van een heup, bereiken we dan toch het pontje. Mmm, vertrouwen wij dit wel? Het touw is gerafeld en er ontbreekt een plank. We kunnen het vlot, want meer is het niet, niet aangesloten aan de kant krijgen. ‘Kijk, er groeien paddenstoelen op.’
‘Ik ga hier mijn oude botten niet aan wagen.’ ‘Ik ook niet.’

Terwijl we teruglopen, beweren we:

‘Dertig jaar geleden waren we er wel op gestapt.’
‘Twintig jaar geleden ook nog wel.’
‘Zeker, en tien jaar geleden ook nog wel.’
‘Je streept hem toch wel “als gedaan” af? vraagt Josephine hoopvol.
‘Ja, anders krijgen we het project nooit af.’

Eindelijk kunnen we aan ons rondje fietsen beginnen. We volgen de knooppunten die ons langs de geestgronden leiden en uiteindelijk gaan we de duinen in. Reden we eerst op overhuifde paden met bladeren in alle kleuren, nu volgen we de golvende paden in de duinen. Op een gegeven moment zijn we van de route afgedwaald en ik vraag welke kant we op moeten voor Noordwijk. We krijgen aanwijzingen en halverwege komt het woord Hotel Fletcher voorbij. Dat is het enige wat we onthouden. Daar drinken we koffie, respectievelijk thee met appeltaart.

Nu vlug naar de auto, het begint koud te worden. In de auto passeer ik op een gegeven moment Wassenaar. Als ik hier afsla, kan ik het graf van mijn broers nog bezoeken. Dorus ligt op de Noorthey en Johan op Agatha,. beide in Leidschendam Tegelijk bedenk ik me dat ik eigenlijk een fan ben van het gedicht van Mary Elizabeth Frye: ‘Do not stand at my grave and weep; I am not there …’

Ik rijd door en denk aan de begrafenis van Dorus. We wisten niets van zijn wensen, behalve dat hij een uitvaart met een koets en paarden wilde. Gelukkig had hij ook het bedrijf opgegeven dat dit soort diensten verleende. Een adresboekje was er niet. Mijn broer Willem en ik gingen bedenken wie we zouden kunnen uitnodigen en die mensen wisten weer andere mensen die we zouden kunnen uitnodigen. Uiteindelijk hadden we twintig mensen bij elkaar. 

De tekening heb ik gehaald uit 'het briesend paard' van Rien Poortvliet. Op een pagina staan allemaal hoofden getekend van paardenhandelaren op een markt. Ik heb de tekst erbij verzonnen:
'Op de paardenmarkt kon je hem zien: bolknak in de mond, hoedje op, beige stofjas, die spande om zijn buik, uitpuilende portefeuille aan een ketting.
Met zijn grote handen lovend en biedend op een paard, tuig of wagentje.'

Tja, van welke muziek hield hij? Het moest iets met paarden en koetsen zijn, bedacht ik. Ik heb het: ‘De postkoets’ van de Selvera’s https://www.youtube.com/watch?v=kD86YYuEuIYen ‘In een rijtuigie’ https://www.youtube.com/watch?v=rBrIG8eKs9A.
‘Wilt u eerst naar binnen? vroeg de uitvaartbegeleider. ‘Nee, we gaan allemaal gelijk. Het lied begint met hoorngeschal dat moet iedereen horen.’ En zo geschiedde. Toen we het uitvaartcentrum verlieten en de begraafplaats op liepen, begeleidden de beverige stemmetje van Wim Sonneveld en Leen Jongewaard ons nog een tijdje.
Ik vond het wat wrang dat iedereen het prachtige rijtuig met de zwarte paarden met zwart kleed en zwarte pluimen kon zien, behalve Dorus.
Willem en ik hadden al bedacht dat we op de bok zouden meerijden en scheef zouden gaan bij ieder bochie. Helaas was er geen plaats voor ons. We gingen de auto halen en ik zette het dak open. Op mijn teken voegde de koets voor mij in. We hoorden het geruststellende geklop van de paardenhoeven. Op elk kruispunt stonden verkeersbegeleiders; stoplichten golden niet voor ons. Kinderen in de klas sprongen opgewonden op en neer, toen ze de koets zagen.
Ik had gevraagd of de koets langs Dorus zijn vroegere stal kon gaan. Nee, dat kon niet, de route was helemaal uitgestippeld en we gingen niet over de hoofdweg. Dat begreep ik nu wel.

Op de steen een afdruk van de luchtfoto van zijn tuinderij. Die had hij ingelijst op zijn kamer hangen. Gelukkig had hij daarvan wel aangegeven naar wie het schilderij moest.

Johan z’n begrafenis was minder spectaculair. Aan hem had ik nog van alles kunnen vragen, maar veel vragen werden met een schouderophalen beantwoord. Of: Welke muziek? ‘Iets van Andre Rieu.’ Er was wel een adresboekje, maar niet bijgewerkt. Verschillende rouwkaarten kwamen te laat aan.
Op zijn braak liggende tuinderij heb ik hier en daar aarde geschept; de gasten mochten dit op de kist gooien.

 

Laatst vroeg mijn enige overgebleven broer: ‘Blijf je nog even leven?’

woensdag 9 oktober 2024

Crossart

 

Waren de regels streng: 1) we moeten met z’n tweeën zijn, 2) we moeten de veerstoep al fietsend bereiken en  3) een pontje is pas een pontje als de Vereniging van voetveren dat ook vindt. Tegenwoordig laten we ze een beetje vieren.

Aan het eerste criterium voldoen we nog steeds. Sinds we niet meer met de trein reizen, is het tweede criterium onder druk komen te staan. We zijn niet meer afhankelijk van de ligging van de stations. Met de auto kunnen we overal komen.
Voordat ik m’n laatste vier stents kreeg, was ik gauw kortademig. En maakten we meer gebruik van de auto dan de fiets. Vorig jaar kochten we elektrische fietsen en zo veroverden we de fiets weer terug.

Een ander probleem is, dat er maar pontjes bijkomen. We beginnen ondertussen de moed te verliezen of we ze ooit allelmaal gedaan krijgen in dit leven. Zo hebben we besloten gewoon alleen nog maar leuke pontjes te doen en bijvoorbeeld geen rondvaartboten.

Zo viel mijn oog op het jaarprogramma ‘Liefde voor de Mark,’ een rivier die o.a. door Breda stroomt. Met dit programma wordt een nieuw gedachtegoed en perspectief op de culturele ruimte ontwikkeld die de rivier Mark verdient in het nieuwe stadsgebied ’t Zoet in Breda. Met andere woorden: de rivier moet binnen Breda niet eindigen, maar rond gaan. Om dit onder de aandacht te brengen, werden verschillende kunstenaars uitgenodigd om hun visie te geven op het project.

Kunstwerk De Veerman

We gingen op de uitnodiging in: Stap aan boord en ervaar de liefde voor De Mark (rivier) door de ogen van Bredanaars, ondersteund door verschillende kunstenaars. Online kochten we tickets om het evenement te bezoeken. Ons ging het om het bezoeken van de Veerman. Een drijvend kunstwerk in de Mark. Sloepen varen regelmatig heen en weer tussen de opstapplaatsen en het drijvende object.

Zodra we Breda naderden waarschuwden verschillende borden ons dat er wegomleggingen waren in verband met een hardloopwedstrijd. De parkeergarage konden we niet bereiken. Josephine parkeerde bij het station. Ik reed toch de straat in die eigenlijk afgesloten was en vond tot mijn verbazing drie parkeerplaatsen op straat. Dat zou me nog duur komen te staan,

Josephine appte dat ze mij opwachtte bij Haven 25. Dat was vlakbij waar ik geparkeerd had. Het is nog geen 11 uur en we gaan eerst koffie drinken in een café en praten bij. Een dweilorkest praat alleen nog maar luidruchtig.

Eerst op zoek naar de opstapplaats. We zien het kunstwerk De veerman drijven, maar hoe komen we daar? Een vrouw op het platform wijst naar rechts. We lopen de kade af en zien ineens de vlaggen van Crossart en een mevrouw die naar onze tickets vraagt. Ik heb mijn ticket uitgeprint. Josephine heeft de hare niet bij zich. Dat is geen probleem. Ze belt een sloep en even later komt die aanvaren. Wij zien hem wel; de vrouw niet. De sloep legt aan en wij worden verzocht om in te stappen. Dat valt nog niet mee. Een diepe stap. Maar we worden geholpen en zitten eindelijk.


Zowel de stuurman als de matroos blijken kunstenaars te zijn. De banieren die in de boot liggen, hebben zij ontworpen. Het is de bedoeling dat wij de banieren op houden. ‘Met de wind mee,’ is het advies. Op een papier zijn de kunstwerken uitgelegd. Wij doen braaf wat ons gezegd wordt. Lezen de beschrijving en houden een banier op. ‘Jullie zijn nu deel van het kunstwerk,’ zegt de matroos en ik zeg dat zij onderdeel zijn van ons pontjesproject en leg uit wat het inhoudt. ‘Oh,’ is de reactie.

Als we bij het drijvend kunstwerk arriveren, krijgen we weer het oncharmante uit de sloep klimmen. Op De Veerman krijgen we uitleg over het project. Er hangen beschrijvingen van het totale project waarin kunstenaars hun visie geven. Duidelijk is, dat alles gedaan is uit liefde voor de rivier de Mark en dat die beter bereikbaar wordt voor iedereen. In het gastenboek schrijven we een lovende recensie met het adres van onze weblog erbij.

 

 


Het confronterende instappen herhaalt zich. Er varen nu meer mensen mee en die hebben niet zo’n moeite met instappen. We hoeven nu geen banieren op te houden. Bij de steiger klimmen we weer heel charmant aan wal.

Wat gaan we nu doen? Een pannenkoek? Bij de recensie van de Bredase pannenkoekenhuizen beginnen ze al meteen over toppings. Brrr. Kijk een pannenkoekhuis in het Mastbos. Daar gaan we naartoe. ‘We halen mijn auto op en dan breng ik jou naar de parkeergarage bij het station, zeg ik.
Ik rijd weg en wordt al snel tegengehouden door een verkeersregelaar. ‘Terug en,’ ze kijkt op een briefje ‘rechtsaf de Middellaan in en dan links de Molenstraat in en dan kunt u verder. Sorry, ik kom hier niet vandaan.’ We volgen de instructies om uiteindelijk weer bij een hek te belanden. Wat nu?
Ik rijd om het hek heen en sla links af, waar ik ook vandaan was gekomen, vanochtend. ‘Wat doe je nu, je bent op het hardloopcircuit.’ ‘Dat kan wel wezen, maar er zijn nu geen lopers en als ik dat stoplicht haal, dan ben ik uit de problemen.’

Ik ben eerder bij het pannenkoekenhuis Dennenlucht en wacht braaf tot me een tafel wordt toebedeeld: Tafel 14, tot 16:00. Gestrest arriveert  Josephine; de stad uit waren er nog steeds wegomleggingen geweest.

Ha de kaart, eindelijk rust. ‘Nee, hè’

STEL JE EIGEN PANNENKOKE SAMEN’ 

De moed zakt ons in de schoenen. Een pannenkoek naturel heet hier een basispannenkoek. We slaan de kaart dicht en bestellen een pannenkoek naturel en een pannenkoek spek/appel.

 

6 oktober 2024

 

maandag 19 augustus 2024

Het laatste clusteruitje

Toen we 15 augustus 1998 begonnen met onze pontjestochten scoorden we er in dat weekend zes. We waren toen in de naïeve veronderstelling dat we in een paar jaar tijd klaar zouden zijn met het ‘verzamelen’ van pontjes. Dat we dat weekend ‘De 8 van Grou’ zouden doen (met negen pontjes) en dat we er maar zes hadden kunnen doen, had ons al moeten waarschuwen. De ‘8’ in ‘De 8 van Grou’ sloeg niet op het aantal pontjes in die fietsroute. De fietsroute vormt met twee lussen een ‘8’.

Maar goed: het was het begin van onze queeste
In 2007 begon ik pas met mijn blog. Over de jaren daarvoor tasten we in het duister over onze avonturen.

Terug naar het heden. Het weekend van 15 t/m 18 augustus 2024 had ik pontjes geclusterd in de Wieringermeer. Ik geef de pontjes op aan Josephine en die maakt er routes omheen, verdeeld over het weekend. En zoekt het hotel uit. Deze keer was dat de Molengroet in Noord-Scharwoude.

Schagen Keinse

Ten noorden van Schagen is een wandelroute uitgezet over boerenland. De wandeling gaat door de zeekleipolder Neskaag, over het Stolpenkanaalpad, over oude landweggetjes, en over het zogenaamde Varkenspad.


In Schagerbrug laden we onze fietsen van de auto af en beginnen – volgens de aanwijzingen van Josephine - te fietsen. Het pontje ligt aan het uiteinde van een Wiel. Toevallig weet ik dat een Wiel ontstaat door kolkend water dat in het rondte blijft draaien en door aanwezige stenen vormt zich een mooi rond water. Een Wiel is over het algemeen heel diep.
Er was geen wind voorspeld, maar het waait stevig en op de WestFriesedijk geselt hij ons vanaf de zijkant. Ik vraag aan twee wandelaars waar het pontje ligt. ‘Na het Wiel,’ was het antwoord.’ Daar konden wij wel wat mee.

We rolden de dijk af, verbaasd gade geslagen door drie vissers. We waren naar de overkant en weer terug. De vissers begrijpen er niets van. Wij maken ze niet wijzer.

’s Avonds eten we in het hotel. Het toetje kunnen we niet op.

Wieringerwerf Derk Stevensweg

Bij het wegrijden bij het hotel vergeet ik dat de waarschuwingspiepjes van de auto niet werken als de fietsdrager erop zit. Ik raak zachtjes een andere auto. Een man die staat te kijken, zegt ‘Niets aan de hand.’ Ik geloof hem en ik vertrek. In Wieringerwerf zie ik dat mijn fietsdrager scheef zit. Dan moet er toch schade aan de andere auto zijn. Ik bel het hotel en geef mijn telefoonnummer. Met behulp van Josephine krijg ik de drager weer recht. Nu de fietsaccu weer in de fiets. Dan lukt me niet. Ook hier heb ik de hulp van Josephine nodig. Eindelijk gaan we op pad. We moeten onder de A7 door en daar moet het pontje zijn. We vinden het maar niet. We beginnen opnieuw in het centrum. ‘Kijk, hij moet tegenover de Aldi liggen.’ Met dat aanknopingspunt hebben we hem zo gevonden. Ik rem zo plotseling als ik hem ontwaar, dat de auto achter mij hard moet remmen om mij niet te raken. Maar daar is ’ie dan.


Op naar het volgende pontje in het Robbenoordse bos. Op het aanwijzingsbord zien we dat we de blauwe route moeten hebben. Een man zegt ‘Je moet oppassen voor teken, hoor.’ Wij nemen het voor kennisgeving aan. ‘Laten we proberen zo lang mogelijk te blijven fietsen,’ zegt Josephine. Dat lukt. Pas vlakbij het pontje moeten we gaan lopen.
Na voortdurend in het open landschap van de polder te hebben gefietst, voelt het bos als een oase aan.



Nadat we het pontje gedaan hebben, fietsen we verder door het bos. Boven ons circuleert al een tijdje een helikopter. ‘Ik denk dat Gerard vanaf zijn wolkje in een helikopter is gestapt, omdat hij ons niet meer zag vanwege het bladerdek,’ zegt Josephine.
‘Het lijkt me sterk, Gerard kon verdwalen in een rechte straat, riposteer ik.’

‘Hier ergens moet ‘ie liggen,’ zegt Josephine terwijl ze op Google maps op haar telefoon wijst naar de pin op de kaart. Vanaf de Groetpolderweg moeten we gaan lopen. We nemen onze waterfles mee en beginnen te lopen over het zeer hobbelige pad. 


De koeien komen nieuwsgierig kijken. Als we bij de weg met betonplaten zijn gekomen, zegt Josephine dat het pontje recht vooruit moet liggen, maar we zien niets. We weten dat het pontje in een wandelpad ligt. Ik zeg ‘Laten we de wandelroute volgen, want misschien heeft de boer van dit stuk land geen toestemming gegeven voor het wandelpad. We lopen de betonplaten over en dan blijkt de wandelroute naar links te gaan. Josephine slaat resoluut het olifantspaadje in en we lopen door het hoge gras met ingedroogde koeienvlaaien. Ineens staat Josephine stil. ‘Help, ze hebben hier met glyfosaat gespoten, dat is kankerverwekkend. Kijk eens naar mijn schoenen, helemaal oranje!’


We besluiten toch door te lopen. Aan het eind lopen we tegen schrikdraad aan. We zijn iets te vroeg linksaf geslagen. Het weiland naast ons loopt wel door tot het water. We zien nu dat wat wij voor water hebben aangezien, zonnepanelen zijn, maar daarvoor staat riet. Daar moet de sloot zijn. Ik ga onder het schrikdraad door. Josephine niet; die wil niet met nog meer glyfosaat in aanraking komen. Ik, als tuindersdochter, ben in mijn jeugd met allerlei gif in aanraking gekomen, zonder dat we wisten wat de gevolgen (Parkinson) zouden zijn. Nu bij mijn tweede broer Parkinson is vastgesteld, heb ik me ook laten onderzoeken. Ik heb het (nog) niet.



Terwijl Josephine terug loopt, ga ik in de richting van het pontje verder. En dan ineens zie ik het teken van de wandelroute, die naar beneden wijst. Ik vaar heen en weer en loop weer terug naar Josephine en ik bied mijn excuses aan dat ik hypercorrect was met mijn opmerking dat we daar niet mochten lopen. Samen lopen we terug naar de fietsen. Zin om verder te fietsen, hebben we niet. We gaan lekker lunchen in Winkel. Bij de fietswinkel koopt Josephine een spiegel voor haar fiets, zodat ze mij kan zien als ik achter haar rijd. En of ik niet teveel achterop raak.

Kunsttuin ‘Nederlands Kremlin’

Onderweg zien we borden naar de Kunsttuin. We besluiten een kijkje te gaan nemen. Toegang: 5 euro. Ik heb altijd contant geld bij me. De kunstenaar zit bij de kassa, dat wil zeggen hij zit achter een tafel en steekt het geld in zijn zak. We zien een Russische basiliekkathedraal, mythische wezen, talloze torens en koepels. Ze zijn geconstrueerd met diverse materialen, zoals bouw afval, tegels en trottoirbanden. In zijn werkzame leven was Ger Leegwater metaalmonteur. Als hij iets maakt, heeft hij het al duizenden malen doordacht.
Hij buigt zich vertrouwelijk naar mij over: ‘Soms vraag ik me af of ik nog wel in deze tijd pas. Alles gaat met zoveel vluchtigheid en snelheid tegenwoordig. Daar hebben wij, tachtigers, allemaal last van.' 


 We eten weer in het restaurant van het hotel, maar nu zonder toetje.

 

 De laatste dag is aangebroken. We halen nog een keer onze fiets van de drager en stappen op. We fietsen het recreatiegebied Geestmerambacht in. Prachtige, slingerende paden door een bos met veel waterpartijen. Bij een van die partijen ligt het pontje. We hoeven maar een klein stukje te lopen.


 
We laden onze fietsen weer op onze auto en met een tussenstop bij pannenkoekenhuis Het pannenland in Vogelenzang arriveren we weer bij onze respectievelijke woningen.

Met vijf pontjes gedaan in dit weekend, kijken we tevreden terug. We nemen afscheid van het uitgestrekte polderlandschap met zijn vele windmolens.
Als ik op pontjeskaart kijk, kunnen we nu geen pontjes meer clusteren. De resterende pontjes liggen ver uit elkaar. Maar we versagen niet.

19 augustus 2024


maandag 29 juli 2024

Vroeger was alles beter



Aan mensen die tegen mij zeggen “Vroeger was alles beter” vraag ik altijd ‘de tandarts?’

Vervolgens krijg ik een litanie over me heen van trauma’s van beulen van schooltandartsen, kiezen die zonder verdoving werden getrokken en traag draaiende boren.
De vraag ‘Wat vond je van gaar gekookte andijvie met een maïzenapapje? doet de aangesprokene griezelen.
Om over zelf gekookte vla met klonten en vel maar te zwijgen.

Normaal gesproken doen we geen tijdelijke pontjes, maar soms kunnen we de verleiding niet weerstaan. Zo is er een tijdelijk pontje omdat het fietspad op de Brienenoordbrug is afgesloten. Daar werden we op gewezen door een oud-collega. Het vorig weekend had ik al even poolshoogte genomen vanwaar dat pontje zou vertrekken. Dat bleek bij het Zalmhuis aan dezelfde steiger als de Watertaxi. Het was ontzettend druk

Josephine komt me thuis ophalen en met de fiets vertrekken we naar de veerstoep. De pont is aan de overkant, maar komt gelijk naar ons toe. We zijn slechts met z’n vijven. We zetten onze fietsen tegen de stang die daarvoor bestemd is. De man achter ons zet zijn fiets tegen de zitbank aan en zegt dat onze fietsen verkeerd staan. Nu kan niemand er meer door.’ En we moeten onze fietsen omdraaien, in de richting van de deur. Dat er nu niemand meer op de bank kan zitten, omdat zijn fiets ervoor staat, is kennelijk van geen belang. ‘Die man gaat vast aanstonds vragen hoeveel kilometer we gaan  fietsen en gaat daar vervolgens met 80 kilometer overheen,’ zeg ik tegen Josephine. Dat zullen we zo wel horen.
‘En hoeveel kilometer gaan de dames fietsen?
‘Waar de wind ons maar heen voert,’ zeg ik.
Tegen zoveel domheid is de man niet bestand.

 

Zo zie je de Brienenoordbrug nooit. Prachtig.

 We gaan als laatsten van boord. ‘Zie je, die man had wel gelijk. Pfft.’

Iedereen gaat rechtsaf, wij linksaf. Over een prachtige dijk fietsen we met rechts beneden Oud-IJsselmonde en links scheepswerven en aanverwante bedrijven.



In Ridderkerk rijden we De Drechtsteden 2 op.
‘Deze pont komt me helemaal niet bekend voor en toch moeten we hem hebben gehad,’ zeg ik tegen Josephine. Josephine herkent hem ook niet.
We passeren de pont van Krimpen aan de Lek naar Kinderdijk.
‘Kijk, dat is gunstig, hij komt vlakbij Grand Café Buena Vista uit, waar we al een paar keer een pannenkoek hebben gegeten. Weet je wel met die hele wand met oude radio’s.’

Ik weet zeker dat we voor het goede pand staan. Op een bord lezen we:

De gemeenteraad van Molenlanden heeft budget beschikbaar gesteld voor de aankoop van de panden Windkracht 4 en Buena Vista aan de Molenstraat in Kinderdijk.De gemeente kan hierdoor de plannen voor het ontwikkelen van het entreegebied van Werelderfgoed Kinderdijk afronden.

Alsof pannenkoeken geen Werelderfgoed zijn!

‘Verderop is een café waar je kan eten. Laten we daar naartoe gaan,’ zeg ik. Josephine fietst voorop – sinds onze val, fietsen we niet meer naast elkaar – en roept ‘Ze hebben pannenkoeken.’
De pannenkoek smaakt voortreffelijk, maar toch blijven we een beetje simpen.
‘Heb je gezien dat ze ook ijs hebben?’
We kunnen wel wat troost gebruiken. We mogen het hoorntje gewoon aan tafel opeten.

Met de motorveerpont Christina steken we de Lek over en over de dijk rijden we weer terug naar huis.

Thuis kijk ik na wanneer we het pontje van Ridderkerk naar Kinderdijk hebben genomen: 29 november 2013 en de pont heette Drechtsteden 2.
Dat is nu het troostrijke aan pontjes: daar blijft veel hetzelfde. Het water verandert voortdurend maar de pont blijft van de ene oever naar de andere gaan.

27 juli 2024

zondag 2 juni 2024

De heen- en weerwolf

 

De mensen die mij hadden toegewenst dat de klap nog wel zou komen, hebben gelijk gehad en kunnen tevreden zijn. De man met de hamer is gekomen en heeft me niet zozeer geestelijk geraakt als wel fysiek. Ik sleep me door de dag, maar ga er wel op uit.

Aan Josephine had ik gevraagd om een groot rondje voor haarzelf uit te zetten en daarvan een klein rondje (20 km) voor mij met daarin de pontjes. Dat had ze keurig gedaan.


Buiten goede wensen ontvang ik van mensen veel kaartjes, telefoontjes, appjes en cadeautjes, zoals boeken. Van mijn grootste pontjesverhalenfan, Marjan, had ik haar tweede exemplaar van ‘Pluk en de Petteflet’ gekregen. Toen dat boek verscheen (1971) was ik mijn kindertijd allang voorbij. Voor mij een kennismaking.

En dan ineens stuit ik op zijn avontuur met een pontje. De pont ligt stil in de mist. Na enig zoeken vindt hij een roeiboot die door de heen- en weerwolf wordt bediend. Alles wat Pluk meemaakt, hebben wij ook meegemaakt, maar een heen- en weerwolf? Nee, die hebben we nog niet gehad. Nog even doorgaan met onze tochten en dan misschien?

Bij de Jumbo in Hillegom was het startpunt voor mij. Josephine had toen al een uurtje gefietst.



 Al snel bereiken we de Haarlemmertrekvaart. De bladeren van het groot Hoefblad slaan tegen onze benen aan.

De bladeren herinneren me aan zondagen dat mijn vader en ik op zijn tuinderij langs de Vliet tussen die grote bladeren zaten. Onze benen bungelend boven het water dat tegen de basaltblokken aan klotste iedere keer als er een boot voorbij voer.

Verder gaat het over een smal paadje langs een heg. Weer moeten we ons evenwicht goed bewaren.

Sinds we de vorige keer zijn gevallen, rijden we nu achter elkaar. Josephine met de nummers van knooppunten op haar fietsstuurtas voorop. Ze wijst op het bordje met een veerpont erop.

 

Moeizaam maakt het pontje zich los van de overkant. Aan de vegetatie op de pont te zien, is hij lang niet gebruikt.

Een paar honderd meter verder ligt het zusterpontje, maar dan zonder onkruid. Ook hier geen heen- en weerwolf.

De tulpenvelden zijn al uitgebloeid, maar wij vinden het nog steeds een prachtig landschap.

Nu op naar de pannenkoek. Josephine kijkt op Google maps en ze mompelt ‘Is het nu linksaf of rechtsaf?’

 

 

Ik sta wat om me heen te kijken en zie ineens een bord met Pannenkoekhuis ’t Panneland, linksaf. Twijfel opgelost.

Hè, een echt knus pannenkoekenhuis en we worden niet teleurgesteld. De pannenkoeken zijn precies zoals je ze wilt. We complimenteren de kok.

 

Ik sta in de hal te wachten tot de zuster komt. Mensen lopen rechts en links langs me heen. De jongeman van de bediening vraagt waar ik op wacht. Ik knik met mijn hoofd naar de tekst. Hij leest de tekst en wijst een van zijn vrouwelijke collega’s aan als ‘zuster’. Die glimlacht en geeft me het teken.

Twee pontjes gedaan. In totaal 320 gedaan.

1 juni 2024

zaterdag 6 april 2024

Ouderen in het verkeer, met name met hun elektrische fiets


‘Weet je wie onze volgers zijn?’ vraagt Josephine.
Dames op leeftijd en een enkele heer,’ houd ik mij op de vlakte.
‘Wat bedoel je met op leeftijd? houdt Josephine aan.
‘De oudste is 89 en de jongste begin 60’.
‘Ben je niet bang dat onze volgers uitsterven?’
‘Ja, daar denk ik weleens over na.’

Zo zijn we deze drie volgers al kwijtgeraakt.


Menno Mennes, 13 februari 1946 – 5 december 2012

Wie ik nooit vergeet, is de fotograaf, regisseur en filmer Menno Mennes die in 2012 op 66-jarige leeftijd is gestorven. Die deed een oproep voor mensen die een connectie met een pontje hadden. Ik heb ons toen opgegeven en zo zijn we op de CD ‘Overzetveren’ terechtgekomen die over de hele wereld is verkocht en met name in Japan. Ik ben benieuwd hoe wij in het Japans klinken.
Menno was een gevoelsmens en hij herkende de passie die wij voor pontjes hebben. Hij werd wel de Rembrandt van deze tijd genoemd. Als je kijkt hoe hij met het licht omgaat, kun je het daarmee helemaal eens zijn. Hij werkte met vaste kaders. Een rustig beeld en komt er ineens heel traag een ketting van een pontje in beeld of een groep zwanen.
Op elk pontjesverhaal reageerde hij enthousiast en beval andere pontjes aan. Zoals hij mij volgde, volgde ik hem. Via zijn organisatie Holland Heritage heeft hij CD’s gemaakt van Oude Vissersvaartuigen en Windmolens. Ook in deze films vind je de poëtische schoonheid van het Nederlandse landschap en de relatieve rust die hier nog te vinden is.

Jan Rusch, 26 september 1942 – 7 februari 2015

Om de verder gelegen pontjes ook te kunnen doen, vindt er in augustus een pontjesweekend plaats. We boeken dan een hotel en van daaruit fietsen we naar pontjes in de buurt. We werden voorheen vergezeld door mijn man en zijn broer Jan. Na een dag fietsen waren Josephine en ik wel uitgepraat en dan was het gezellig om met z’n vieren te eten.

19 augustus 2011, bij hotel ’s Lands Welvaren in Aardenburg, vlnr Bettie, Jan, Josephine en Gerard.

Gerard Rusch, 13 juli 1936 – 06 maart 2024

En dan natuurlijk, mijn grootste fan. Hier in 2018 in het dorpje Puurs in België.

 


 Hij las nooit de verhalen. Ik moest het maar gewoon vertellen, dat vond hij gezelliger. ’s Ochtends, terwijl hij nog op bed lag, stuurde hij me op weg met de vermaning om voorzichtig te zijn. Dat gaf ik natuurlijk door aan Josephine, maar minstens een keer per dag zeiden we tegen elkaar ‘Dit valt niet onder voorzichtig zijn.’

Als het (heel) slecht weer was, voegde hij er nog een zinsdeel toe waarin altijd wel het woord ‘gek’ in voorkwam.

Wees voorzichtig.

Zonder de aansporing om voorzichtig te zijn, stappen wij op de Sophialaan in Hendrik Ido Ambacht op de fiets. Het pontje gaat pas vanaf 12 uur varen en daarom gaan we eerst fietsen.
Sinds deze zomer hebben wij elektrische fietsen. Ik was zo gekrompen (van 1.68 naar 1.65) sinds ik in 2005 mijn voorlaatste (analoge) fiets had gekocht, dat ik nu een kleinere framemaat nodig had.
Vandaag, voor het eerst in 35 jaar, haken onze sturen in elkaar, even gaan we door als een Siamese tweeling, maar uiteindelijk vallen we toch. Ik word gelijk opgeraapt door een charmante jongeman. Josephine blijft nog even zitten, die moet nog bijkomen. Opgelucht constateren we dat we alleen maar blauwe plekken hebben. Ik had nog even met mijn hoofd de grond geraakt, maar mijn helm ving dat keurig op.
Nu is Gerard nog geen maand dood en hebben we gelijk een ongeluk.
De lust om te fietsen is gelijk verdwenen, maar ja als je van je paard valt, moet je gelijk weer opstappen. Anders blijf je de rest van je leven bang. Op naar de koffie/thee.

Het pontje

Nadat we ons trauma hebben verwerkt, stappen we weer op onze fiets en gaan we op zoek naar het pontje.
Er staan al twee mensen te wachten; die hadden de pont net gemist. Hij zou over een kwartier weer komen. Later bleek dat je het telefoonnummer, dat op een papiertje stond, moest bellen om het pontje op te roepen. Het is mooi weer en we wachten rustig af.



De Sophiapolder

Er mogen twaalf mensen mee. Het is een kort stukje en als we aankomen, worden we verrast door het voor Zuid-Holland kenmerkende, maar zeldzaam geworden zoetwatergetijdenatuur in de rivier De Noord. We boffen: het is laag water.




Met de volgende tocht gaan we weer terug.


We fietsen rechtstreeks naar onze geparkeerde auto’s.

Op 17 april mag ik bij de ANWB meepraten over hoe de ANWB een rol kan spelen in het voorkomen van ongevallen van ouderen op de e-bike. We gaan o.a. praten over hoe ouderen de e-bike gebruiken, hoe zij de fietsveiligheid in het verkeer (of tijdens een recreatieve tocht) ervaren en bijvoorbeeld hoe hun eigen gedrag er in het verkeer uit ziet. Door deze val ben ik nog meer betrokken geraakt dan ik anders zou zijn geweest.

Nu zou er bijna niets meer te volgen zijn geweest, als we ernstiger waren gevallen. Bijna waren we onderdeel van de statistieken: e-bike en ouderen. Zou dit dan als ‘eenzijdig’ ongeluk opgenomen worden? Bejaarden rijden vaak tegen stoepranden, paaltjes en dergelijke, heb ik begrepen.

 


zaterdag 20 januari 2024

Een pannenkoek is geen pizza

Waarschuwing vooraf: we hebben vandaag niets meegemaakt.

Zaterdag, 14 januari, schrijf ik Josephine dat we twee pontjes in Waddinxveen over de Molenvliet gaan doen. Ze liggen 100 meter van elkaar. Wat willen we nog meer?
Maandag stuurt ze de beoogde route vanaf mijn huis: 36 km. Zo, die heeft er zin in!
In Capelle worden de fietspaden altijd goed schoon gehouden, maar hoe is het daarbuiten? En nu het ’s nachts vriest en overdag dooit, wordt het verraderlijk. De stukken die in de zon liggen, worden schoon, maar hoe zit het met de stukken in de schaduw? Ik begin een beetje terug te krabbelen. Woensdag app ik haar dat ik er tegenop zie om mijn 74-jarige lijf bloot te stellen aan spiegelgladde stukken op de fietspaden. Ik weet niet of Josephine dan juicht dat ik afzeg of dat ze denkt ‘Verdorie’.
Het besluit: we gaan met de auto.


Om half elf vertrekken we vanaf mijn huis naar Waddinxveen. Josephine parkeert haar auto en we lopen in de richting van het pontje, althans dat denken we tot we bij een hek komen.

We lopen terug en zien een andere weg en die lopen we in. Een mooie buitenwijk met vrijstaande huizen. ‘Wel ver van de Albert Heijn,’ constateren we.

Ik houd een moeder aan met een bakfiets en twee los fietsende kinderen, waarvan de jongste wel heel klein is.
‘Ja,’ ze weet waar het pontje is. ‘Even terug en voor dat rode huis dat laantje in. Wees voorzichtig, want het is daar glad.’
We zien er uit als twee kwetsbare ouderen, zeker ik.
‘En wat gaat u doen?’ vraag ik. ‘Wij gaan naar de Jumbo. We zien wel hoe ver we komen’, en ze gebaart naar de kleinste. Voorlopig trappen die dappere beentjes verwoed op en neer.

Halverwege het pad is een man bezig van de afgesneden takken van de knotwilgen een haag te maken. ‘Jazeker, daar verderop ligt het pontje. Het andere pontje is een brug geworden.’


Heeft u geen hulp?’ vraag ik. ‘Nee, ik kan mijn vrouw wel vragen, maar die zegt binnen 10 minuten dat ze kouwe vingers heeft.’
‘Dan kan ze beter erwtensoep voor u maken,’ concludeer ik
Ik vraag of ik een foto van hem mag maken, terwijl hij zijn nuttige werk verricht. Dat mag en mag ik hem ook op mijn weblog plaatsen? Dat vindt hij ook goed. ‘Zal ik de foto naar uw mailadres sturen?’ ‘Nee, dat hoeft niet.’ Ik heb geen toestemmingsformulier bij me. ‘Hoeft ook niet.’

We lopen door en om de hoek zien we tussen de bomen het pontje als schimmeren. Een hek verspert ons de weg. De rubbers waarmee de twee delen van het hek verbonden zijn, zijn niet los te halen.

‘Ik had een zes voor gymnastiek en ook alleen maar omdat ik zo mijn best deed,’ bekent Josephine.



Ik klim over het hek heen en loop naar het pontje. Zoals te verwachten viel, ligt het pontje in het ijs. Ik ben niet de eerste die de ketting toch probeert op te halen.


Ik voeg me weer bij Josephine en tevreden lopen we terug om naar Pannenkoekerie ’t Veldhuis in Bodegraven te rijden.
Een pannenkoek naturel gaat meestal goed, maar een met spek en appel blijkt toch iedere keer een uitdaging te zijn. Tot Josephine haar verbazing blijkt de spek uit blokjes spek te bestaan en de appel is ook in kleine stukjes gesneden. In het midden is haar pannenkoek niet gaar. Al pratend, komen we tot de conclusie dat de spek en appel niet eerst is gebakken en dan het beslag erdoor heen, maar blijkbaar beschouwt de kok de spek en de appel als een ‘topping’ dat je erover heen strooit. Josephine geeft haar pannenkoek een vier-en-half.
‘Kun je niet net zo tolerant zijn als je gymleraar?’ probeer ik nog, maar ze is onverbiddelijk.

Met ‘Maar de dag krijgt een acht-en-half,’ sluit ze af.

20 januari 2024.