In onze jeugdige overmoed
hadden we bedacht dat we onze laatste pontjes met een rollator zouden doen. Nu
realiseren we ons dat daar nog een fase voor zit. Wellicht zelfs meer fasen.
Nu zitten we in de fase van versleten heupen. Josephine is als eerste onder het
mes geweest.
Vandaag haal ik haar op bij het Ziekenhuis aan de Stroom
(ZAS) in Antwerpen. Bij het ziekenhuis aangekomen, kies ik voor het bordje Kiss
& Ride. Ik kom toch in de parkeergarage terecht. Ik zet m’n auto neer en
volg het bordje Ingang ziekenhuis. Bij de lift moet je etage kiezen buiten de
lift. Maar hoe weet je nu welke etage je moet hebben? Iedereen loopt dolend
heen en weer. Weet u hoe het moet? De taalbarrières zijn te groot. Ik word
omgeven door een groot aantal immigranten die geen westerse taal machtig zijn.
De enkele Vlaming die er loopt, versta ik niet.
Op goed geluk ga ik een lift in en kom zowaar in de grote hal terecht. Ik word
verwelkomd met grote letters Onthaal.
Ik bel Josephine en ze vertelt dat ze nog op de ontslagpapieren wacht en dat ze
dan met de lift naar beneden komt. Ik neem koffie en wacht in de buurt van een
lift. Zowaar de goede lift. Josephine komt tevoorschijn, een beetje bleek maar
dapper stappend tussen haar stokken. Ja, ze kan wel naar de garage lopen.
Inmiddels ben ik er achter dat er een minknop op het toetsenbord buiten de lift
zit. Ik druk op de min en dan de een. ‘Die etage bestaat niet,’ krijg ik als
antwoord. Ik weet toch zeker dat ik op 0 ben. Een wachtende man verklaart ‘Je
moet eerst naar min twee en daar staat de parkeerautomaat en dan kun je naar
min 1.’ Ik volg de instructies. Geen parkeerautomaat te bekennen, maar wel mijn
auto.
Josephine heeft natuurlijk geleerd hoe ze in een auto moet stappen, maar ze
moet haar geopereerde been als eerst doen en dat lukt niet. Dan maar aan de
andere kant op de achterbank. Dat lukt wonderwel. En nu op zoek naar de
parkeerautomaat. Vlak voor de uitgang staat hij.
Josephine dirigeert mij naar de apotheek en naar haar etage. De etage ligt achter grote openslaande deuren in de straat. Josephine heeft al verschillende krassen op haar auto omdat ze de bocht te kort nam. Ik zorg dat ik er kaarsrecht voor sta.
‘Kun je je spiegels inklappen?’
‘Vast wel, maar ik weet niet hoe het moet.’
Met links en rechts een paar millimeter ruimte rijd ik naar het binnenplaatsje.
Haar etage is te bereiken door een paar stalen trappen.
‘Hier, houd m’n stok vast.’ Ze begint aan de beklimming. Ik ben onder de indruk.
Ondertussen sta ik met een zware rugzak om, twee tassen en een stok.
Eigenlijk kan ik geen trap lopen, maar ik kopieer Josephine’s kunsten en gebruik de stok op dezelfde wijze. Boven aangekomen, zijn er verschillende treetjes en een lange smalle trap naar de bovenste etage, maar het is beneden zo ingericht dat ze niet per se naar boven hoeft.
De kleine diepvries staat echter boven en ik moet twee soep en een brood halen.
De trap is te smal voor een stok. ’Eerst je goeie been op een trede en dan je andere been bijtrekken. En als je naar beneden komt, andersom lopen en dan je slechte been als eerste neerzetten.’
Het gaat wonderbaarlijk goed. Ik denk dat de oefeningen van de fysiotherapeut haar vruchten afwerpen.
Ik voer nog meer klusjes uit en dan mag ik gaan. Ik hoef niet te blijven slapen. ‘Maandagavond had ik er een hard hoofd in, maar gisteren heb ik zoveel geoefend dat ik vol vertrouwen ben.’
De auto keren en dan weer voorzichtig terugrijden door de
poort en een ruime bocht en ik sta ongeschonden buiten. Er zijn overal
wegomlegging maar uiteindelijk bereik ik de Ringweg.
Over een maand ben ik aan de beurt. 24 Maart is echter een potlooddatum, wat betekent dat er nog
van alles tussen kan komen.
Ik dien het woord in voor de wedstrijd ‘woord van het jaar
2025’.
29 Maart staat de volgende pontjestocht gepland. Ik ben bang
dat dat ook een potlooddatum is.