‘Neem een schone onderbroek en tandenborstel mee’ schreef ik aan Josephine omdat ik bang was dat de 2 pontjes die Goeree en Overflakkee met het vastenland verbinden niet op elkaar zouden aansluiten. Een overnachting sloot ik niet uit. Josephine – nuchter als altijd – schreef terug dat we via de Haringvlietbrug ook het eiland af konden komen. En zo geschiedde.
De 2 pontjes van en naar Goeree Overflakkee varen alleen maar in juli en augustus. Daarom was ik erop gebrand ze allebei te doen. Maar de afvaarttijden waren 9.30 en 15.00 uur. Hetgeen in ieder geval betekende dat we bij nacht en ontij het bed uit moesten om de eerste afvaart te halen. Om 20 voor 7 reed ik tussen de bemiste weilanden richting Rotterdam Centraal. Ondanks dat ik Gerard had beloofd voorzichtig te zijn, was ik van plan alle rode stoplichten te negeren. Wonder boven wonder sprongen ze al op groen als ik kwam aanrijden. In de stad was het zo rustig dat 2 mensen verbaasd omkeken toen ik schakelde. Het station wordt verbouwd en het is niet duidelijk wat nu stoep of trottoir was. Toen ik een agent een stap opzij zag doen, begreep ik dat ik daar niet mocht fietsen. Ik kwam er met een standje vanaf.
Zowaar trof ik Josephine aan op het fietsbalkon, dat ik had uitgekozen. In Bergen op Zoom vond Josephine snel de weg naar Steenbergen. Dat was nodig, want we hadden niet veel tijd. We reden recht op de jachthaven aan waar het pontje lag aangemeerd. Tevreden blikten we terug op de voorspoedige reis.
De vrouw van de schipper, in een mooi rood broekpak, was in haar element. Uitgebreid beantwoordde ze de vragen van de opvarenden. Haar hond Bart was ook een dankbaar gespreksonderwerp. Op haar kaartjesronde mocht de hond het bonnenboekje in zijn bek dragen. Josephine heeft een hondentrauma, die dateert uit haar postbodeverleden en zij sloeg dan ook beleefd het afgelebberde kaartje af. En toen was er koffie.
Het eerste uur voeren we tussen het riet door naar Benedensas. Deze sluis is niet meer in gebruik. Na het laden en lossen bij de sluis, gaan we de Krammer op. Ik had nog nooit van dit water gehoord. Ineens de weidsheid van het open water. Het is een drukte van belang; ook veel beroepsvaart. Voordat we Oude Tonge bereiken, komen we door een vogelgebied. Helaas we hebben onze verrekijker niet bij ons. Een medepassagier vraagt waar wij naar toe gaan fietsen en ik zeg “Spijkenisse”. Op de vraag “Hoe ver dat is?” antwoordt Josephine: 60 kilometer. Ik schrik; ik denk niet dat ik nog zoveel reserves heb. Bovendien weet ik dat we tegenwind zullen hebben.
De fietsen worden door de bemanning van boord gereden. De hond loopt daarbij verschrikkelijk in de weg, maar dat schijnt niemand te deren. Ik was natuurlijk weer de enige die zijn fiets op slot had gezet.
In Oude Tonge zoeken we een bankje op om soep en brood te eten. Dat hadden we natuurlijk ook aan boord kunnen doen, ware het niet dat de fietsen zo ingesnoerd stonden, dat we niet bij onze fietstassen konden komen. Als we nog 60 kilometer moeten fietsen, kunnen we maar beter op pad gaan. Richting Ooltgensplaat gaan we. Ik moet ineens denken aan mijn jaren (1966 – 1974) bij Martinus Nijhoff, waar je veel soorten mensen tegen het lijf liep.
Zo woonden de ouders van een van mijn collega’s in Ooltgensplaat en een collega en ik werden bij haar thuis uitgenodigd op een zaterdag. Een groter contrast tussen deze twee was niet mogelijk. Zij een boerenmeisje, hij een jongen opgegroeid in de Haagse Schilderswijk. Ik zie nog zijn glunderende gezicht voor me toen hij op de tractor mocht zitten.
Diezelfde jongen schreef – voordat hij ging telefoneren – het hele gesprek eerst uit. Hij was van huis uit geen telefoon gewend en hij wist geen andere manier te bedenken om een telefoongesprek aan te gaan. Terwijl het verder een vlotte prater was.
Op de Volkersdam rijden we tussen het Volkerak en het Haringvliet in. Voordat we de Haringvlietbrug gaan beklimmen, rusten we nog even wat uit. In de Hoekse Waard rijden we door lintdorpjes die er allemaal hetzelfde uit zien. Voor Piershil (heuvel van Pier) gaan we nog even in het gras zitten en we kijken uit op wilde bloemen langs het akkerland. Waarschijnlijk zijn deze bloemen hier gezaaid om insecten aan te trekken. Josephine merkt op dat de zonnebloemen alle kanten op staan, terwijl ze met de zon horen mee te draaien.
De veerbaas in Nieuw-Beijerland wacht tot wij de pont op zijn gereden en vaart dan pas weg. In een wip zijn we bij het metrostation van Spijkenisse. Bij Schiedam-Centrum scheidden onze wegen.
Josephine is een goede schatter van afstanden, maar toen ik thuis kwam, stond de kilometer op 63,5 kilometer. Als je daar vanaf trekt, de 11 kilometer naar Rotterdam Centraal en de 13 kilometer van Bergen op Zoom naar Steenbergen, was de afstand Oude Tonge Spijkenisse minder dan 40 kilometer.
Met een “Ik ga de afstanden voor het komende weekend in Zuid-Limburg opnieuw uitrekenen,“ nam Josephine afscheid.
Nog 65 te gaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten