zondag 23 februari 2014

Wachten…

“Wist je dat ieder mens gemiddeld bijna twee jaar van zijn leven besteedt aan wachten?’
“Wat? Zo lang?’ Sanne liet zich niet uit het veld slaan.
‘En dat is niet eens het ergste aan wachten. Het ergste is dat je tijdens het wachten nooit precies weet hoe lang het wachten nog duurt. Wachten zou minder erg zijn als je het zou kunnen plannen.’

Fragment uit ‘Tilt’ van Michiel Stroink

Hoe profetisch zouden die woorden blijken.


Wieringerwaard

Na het moddergevecht van de vorige keer had ik een pontje uitgezocht waarvan ik zeker wist dat beide veerstoepen geasfalteerd waren.
De kabelmotorveerpont over het Noordhollands Kanaal van Anna Paulowna naar Julianadorp voldoet aan dat criterium. Vanuit Schagen rijden we door de Wieringerwaard naar Anna Paulowna. De straffe bries hebben we afwisselend voor en van opzij. Soms tegen.

Een bankje




De Molenvaart bij Anna Paulowna

Is dit geen ideale plek voor een boterham? Of zou dit een privébankje zijn? We wagen het erop en installeren ons. Tussen de twee stoelen is een tafeltje geïnstalleerd. Ideaal voor een boterham met soep. De vrouw des huizes komt naar buiten. Onder  de uitroep ‘Zitten jullie lekker? loopt ze het dorp in.
Met de zelfontspanner maak ik wat foto’s.



Deze actie lokt de echtgenoot naar buiten. Hij vertelt dat hij de steiger zelf heeft gebouwd van afvalhout. Van een buurman heeft hij het bankje gekregen.
We antwoorden dat we met ons thermisch ondergoed nergens last van hebben.
‘Vinden jullie het niet koud? Hier waait het altijd.’

Lunchpauze

Na 200 meter rijden we ineens tegen het pontje aan, maar… de pontjesbaas luncht van half een tot een uur. En het is 2 minuten over half een. We gaan in het wachthokje zitten, uit de wind, in de zon.



Met onze benen bungelend boven de grond, nemen we een kopje thee met nog een boterham.


De overkant is binnen een minuut bereikt.

Gaan we naar Julianadorp, naar Anna Paulowna naar het station of naar Den Helder?
We hebben pas 22 kilometer gereden. Conclusie: We gaan naar Den Helder.
Den Helder blijkt een grote bouwput te zijn en we besluiten maar gauw weer naar huis te gaan. We kijken op onze telefoon wanneer de volgende trein gaat. 'Hé, die gaat pas om 17:04 uur en het is nu tien voor twee.' Op het perron wordt het ons duidelijk.



Auto gegrepen door trein in Oudesluis

De omroeper: 'Er rijden geen treinen tussen Anna Paulowna en Schagen wegens een ongeval. Er worden bussen ingezet. Het spoor zal omstreeks vijf uur weer vrij zijn.

Wachten

We gaan op zoek naar een pannenkoek. Altijd een troostrijke bezigheid: pannenkoeken eten. Ik vraag aan een puber bij de  bushalte waar we een pannenkoek kunnen eten. Ze rolt met haar ogen bij het idee al dat ik dat uitgerekend aan haar vraag. Later zegt Josephine: ‘Ja, dat is natuurlijk helemaal niet cool.’

Je vent lastig?!!

De horeca ziet er troosteloos uit tot we Diverzo ontdekken. Het blijkt een echtgenotencrèche te zijn. Terwijl zij in de belendende winkel kleding past, zorgt het horecapersoneel gratis voor hem. Zij hoeft alleen de consumpties af te rekenen.
Op de kaart staat alleen een pannenkoek onder het opschrift ‘Kids’. Wij vragen of die ook voor volwassenen geldt. ‘We maken er gewoon een grotemensenpannenkoek van,’ luidt het antwoord.

We controleren nog een keer de Reisplanner in de hoop dat de treinen eerder dan 5 uur gaan rijden. Tot onze schrik zien we dat het is opgeschoven naar 21:00 uur. Wat nu?


De bus

We exploreren alle mogelijkheden. Maar al het treinverkeer, of het nu naar Lelystad, Nijmegen of Maastricht is, loopt via Anna Paulowna. Er rijden wel bussen, maar die nemen geen fietsen mee. We vermannen ons en nemen de trein. Vanaf daar zullen/moeten we gaan fietsen naar Schagen. 

In Anna Paulowna aangekomen, zien we dat de ingezette bussen, luxe reisbussen zijn. De bagage wordt onderin gestopt. We doen net of we gek zijn en sluiten bij de rij aan. De buschauffeur probeert onze fietsen erin te krijgen. Dat lukt niet. De chauffeur van de volgende gereed staande bus staat te lachen bij het aanschouwen van zijn pogingen. ‘Lach maar, je krijgt deze twee dames van mij, want ik ben vol.’ 
We lopen met de fiets aan de hand naar de volgende bus. Met wat heen en weer gemanoeuvreer liggen onze fietsen in het luik. We verwachten dat we een half uurtje moeten wachten op de volgende trein uit Den Helder. Maar hij rijdt meteen met ons tweeën weg. Vanuit onze hoge, comfortabele positie bekijken we het Noordhollandse landschap, dat we vanochtend met de fiets doorkruist hebben.




Als we een tijdje op weg zijn, zie ik een bord met ‘Den Helder 24’. Ik kijk Josephine aan: ‘Hadden we dit schuin tegen de wind in moeten fietsen zo laat in de middag?’ Ze knikt.
In Schagen staat de trein al klaar en hij rijdt meteen weg als we ons geïnstalleerd hebben.
Bij Zaandam kan ik overstappen – met een wachttijd van 25 minuten – op de sprinter naar Capelle.
Om 19:16 uur ‘wapt’ Josephine: ‘Verder geen tegenslag.’

Ik schrijf terug: ‘Mooi, ik ben bij Breukelen.’

M’n boek Tilt heb ik bijna uit (bladzijde 184 van de 207) als de sprinter in Capelle arriveert. Na een rit door het donkere Schollebos, ben ik om kwart over acht thuis waar de gestoofde groenten met kip bijna klaar is.

Voor een pontjestocht van 12 seconden ben ik 12 uur en drie kwartier onderweg geweest.

Vinden jullie dit nu leuk?

Naar aanleiding van de vorige tocht door de modder, merkte een van de lezers op. ‘Vinden jullie dit nu leuk? Ik heb helemaal geen aanvechting om dit ook te gaan doen.’
Het antwoord is: ‘Ja, wij vinden dit leuk, omdat het altijd anders is. Je komt op onvermoede plaatsen, diversiteit in de Nederlandse landschappen, het weer is nooit hetzelfde, je ontmoet heel diverse mensen en het is uitdagend om een doel te hebben en dit – in etappes – te verwezenlijken. Bovendien verliezen we nooit ons humeur. We accepteren de dingen, zoals ze zijn.’


Eén pontje gedaan, nog 58 te gaan.

22 februari 2014