woensdag 24 augustus 2011

Vriendelijke Zeeuwen en Vlamingen

Toen ik op de website van de Vrienden van voetveren bij het veer Kruiningen – Perkpolder las: ‘Bij twijfelachtig en bij laagwater weer eerst telefonisch informatie inwinnen’ hoorde ik in mijn hoofd de stem van de nieuwslezer die vroeger na het nieuws de waterstanden voorlas en daar regelmatig aan toevoegde: 'het veer Kruiningen Perkpolder vaart niet. Toch maar bellen. ‘Ja, we varen morgen, en…’ voegde hij eraan toe ‘als je een paar minuten te laat bent, moet je gewoon even bellen, dan wacht ik op je.’ Ik was overweldigd door deze vriendelijkheid. En zo zou het eigenlijk het hele weekend gaan, vriendelijke Zeeuwen en Vlamingen. Volgens mijn reisgenoten heten de inwoners van Zeeuws-Vlaanderen gewoon Zeeuwen. Waarom eigenlijk niet Zeeuwse Vlamingen of Zeeuws-Vlamingen?

Kruiningen-Perkpolder
Ons jaarlijkse weekend begon in Kruiningen met een ontspannen overtocht over de Westerschelde. Na ons kwam een man met een elektrische fiets aan boord en deze fiets werd de hele vaartocht besproken; onze fietsen werden genegeerd.
We wisten dat we een lange tocht voor de boeg hadden vanaf Perkpolder en dat we de matige tot krachtige wind tegen zouden hebben. Josephine schatte de afstand op 70 kilometer. We besloten de knooppunten te volgen naar Sluiskil en dat had als voordeel dat we de wind voor opzij, tegen opzij, pal tegen of voor de wind hadden. We reden over door bomen omzoomde dijken, die de oude kreken van weleer volgden en regelmatig kwamen we kleine clusters van huizen tegen. Een mooi kleinschalig landschap.

Sluiskil
In Sluiskil konden we het pontje niet vinden en ik hield een eenzame fietser aan en die zei ‘Via deze weg gaat u daar niet geraken, u dient…’ Het gezellige Vlaams zouden we nog vele malen horen. We moesten een paar kilometer omrijden om bij de pont te komen. Aan de overkant keken we op onze kilometerteller: 45 kilometer. We zijn op of over de helft. We besloten de rest op te delen in stukken van 8 kilometer en iedere keer even te rusten en iets te eten.
NB: dit pontje wordt met opheffen bedreigd; een actiegroep is reeds in februari gevormd.

Smokkelroute en Van den Vos Reynaerde
We reden ineens België binnen,wat we merkten aan een stuk kasseienweg en de grenspalen, die bij de boedelscheiding van 1839 langs de grens zijn gezet. We slaan een verhoogde weg in met betonplaten, die precies op de grens loopt. In onze verbeelding zagen we de smokkelaars met boter, zout en suiker links en rechts van de weg schuilen om ieder moment over te steken. Wonderlijke, fantasiewekkende namen komen we tegen: Mollekot, Muizenhol en de Maagd van Gent.

We rijden door het land van het dierenepos Van den Vos Reynaerde met o.a. het beeld van de vos die de passie preekt

Even voor 7 uur arriveren we bij het hotel ’s Lands Welvaren in Aardenburg, waar Gerard (mijn echtgenoot) en Jan (mijn zwager) op het terras op ons zitten te wachten. Op de teller staat 81,3 kilometer. ‘Morgen doen we het rustig aan,’ belooft Josephine.

Het Zwin
De beroemdste kreek in Zeeuws-Vlaanderen was het Zwin, net zo breed als de Westerschelde nu is, dat in de middeleeuwen de bloeiende Hanzestad Brugge verbond met de zee. Na de verzanding bleef er een mooi natuurgebied achter. Maar voordat we dat gebied bereiken, gaan we eerst op zoek naar het pontje in de Cletemspolder. Aangezien het een rustig dagje belooft te worden, drinken we al na 10 kilometer koffie respectievelijk Icetea in Oostburg.

Watertoren in Oostburg; vanuit de verte lijkt het alsof grote hoeveelheden water uit het gebouw stromen.

Cletemspolder
In de Cletemspolder doorsnijdt een geul de duinen, waar het pontje moet varen. De enige aanwijzing die we hebben, is: Zeeweg. We fietsen onder de duinen langs over de Zeeweg en op een goed moment besluiten we naar rechts te gaan en zowaar vinden we ineens de Cletemspolder met als opgang een hangbrug; daar zijn we niet in geïnteresseerd. Na stapstenen en een vlonderpad komen we eindelijk bij het trekvlot. Hele gezinnen moeten overvaren; we wachten rustig op onze beurt.

Sluis
Via de prachtige Zwinroute bereiken we Sluis, waar we ons in België wanen, want we horen niets anders dan het zangerige Vlaams. Wij trakteren onszelf op een ijsje op een druk terras. Een vrouw gooit een kop koffie om, het personeel snelt toe om de tafel schoon te maken en ze krijgt onmiddellijk een nieuw kopje aangeboden. De koffie loopt, ondanks het snelle handelen, aan beide zijden de tafel af en haar echtgenoot blijft onverstoorbaar dooreten terwijl de koffie links en rechts van zijn schotel op zijn broek drupt. Wij kijken met verbazing toe. Gooit zijn vrouw altijd de koffie om en heeft hij het opgegeven zich daarover druk te maken?
Even later kom ik op het toilet de bewuste vrouw tegen terwijl ze probeert de koffievlekken uit haar broek te halen. Ze spreekt haar bewondering uit over het personeel dat zomaar een nieuwe koffie gaf. ‘Dat gebeurt bij ons in België niet.’ Ik wil haar illusie niet verstoren en zwijg.

Vertrouwen in de mensheid
Een nicht van G. is maandag jarig en bij het diner hebben we een kaart aan haar geschreven. ’s Ochtends ga ik op zoek naar een brievenbus, maar vind hem niet. Een aangesproken persoon vertelt waar ik er een kan vinden. Dat is me te ver lopen en ik zeg hem dat ik dat later op de dag wel met de fiets zal doen. Hij loopt naar zijn auto, maar draait zich om en vraagt mij of ik hem toevertrouw om de kaart te posten. Ja, daar heb ik vertrouwen in. A.s. weekend zal ik horen of de kaart op tijd is aangekomen.

Breskens-Vlissingen

Nog een laatste maal fietsen we in de ruime polders waar van rietkragen voorziene kreken doorheen slingeren, begrensd door strakke dijken begroeid met hoogopgaande populieren. Het Fiets-/Voetveer lijkt een beetje op een verkleinde uitvoering van een ferry naar Groot-Brittannië. Er kunnen 181 passagiers mee. Door tunnels gaan we aan boord en we zien niets van de ferry. Josephine wijst me op een bekende Vlaming: Carl Huybregts.
In Vlissingen aangekomen, zien we nergens een bordje met ‘station’ erop. We rijden naar het centrum en nog steeds geen bordje. We volgende de aanwijzingen van een honden-uitlatende vrouw en… komen weer bij de ferry uit. Het station bleek 100 meter van de aanlegplaats te liggen.

Bavaria City Racing
Bij station Blaak kom ik boven de grond en ik word overweldigd door verbrand rubber, lawaai en grote mensenmassa’s. Overal politie. Ineens herinner ik me dat vandaag er geen fietsen mee mogen in de metro. Bij de roltrap staan 4 mensen met fluorescerende hesjes; bij de lift staat niemand; als ik beneden de lift uitkom, staan er 4 hesjes met de rug naar me toe; ik glip het perron op zonder dat ze me zien; helaas op het perron signaleert het 9e hesje mij en ik moet het station verlaten. Dan maar eens proberen bij de halte Oostplein; de man achter de balie is een klant aan het helpen; maar helaas spot hij een andere fietser en komt het perron op en beiden worden we weggestuurd door hem. Bij de halte Voorschoterlaan staat een man zonder hesje, maar wel met een walkie-talkie. Ik fiets naar huis; die 11 kilometer kunnen er ook nog wel bij. Uiteindelijk staat er 178 kilometer op de teller voor het hele weekend.

Virtueel nog 20 te gaan.

19,20 en 21 augustus 2011

maandag 8 augustus 2011

Aandacht

Er zijn verschillende manieren om aandacht te genereren; een weblog bijhouden is er een, maar het kan ook anders. Vandaag was ik twee keer in staat geheel onvrijwillig de aandacht op mijzelf te vestigen. De eerste keer was door met fiets en al te vallen bij het in de trein stappen en de tweede keer was door het lezen van een Biggles-boek

Bij de nieuwe sprinters kun je je fiets zo naar binnen rijden; bij de oude sprinters moet je echter een tamelijk grote stap maken. Ik zetten mijn voet op de treeplank en ik probeerde mezelf en mijn fiets omhoog te tillen, maar dat lukte niet en ik viel langzaam achterover met de fiets boven op me. Gelijk schoten een aantal mannen toe en ik werd overeind geholpen en mijn fiets werd naar binnen getild. Bij het verlaten van de trein stond een van de mannen op om mijn fiets op het perron te zetten. Zo galant was ik nog nooit geholpen. Misschien moet ik vaker vallen…

Dit speelde zich af op het perron van Purmerend na een mooie tocht langs de Zaanse schans en het Wormer- en Jisperveld. De dag was om half elf begonnen bij de Wilhelminasluis waar de Zaanhopper om 11 uur zou vertrekken. Bij nader inzien had ik het begin- en eindpunt door elkaar gehaald en zou de hopper pas om 12 uur aanleggen. Toen ook nog eens een keer bleek dat de fietsen niet mee mochten, besloten we hem links te laten liggen. Er was nog een pontje in de buurt; daar mogen fietsen alleen mee als er weinig passagiers zijn. Bij de Zaanse Schans liepen de voornamelijk buitenlandse toeristen in drommen over het fietspad. Ze reageerden niet op de fietsbel. Eerst was ik verbaasd, maar toen realiseerde ik me dat deze mensen dat helemaal niet gewend zijn in hun eigen land. Op de veerstoep hees Josephine de bal om aan te geven dat we opgehaald wilden worden:


De fietsen mochten mee; de veerman tilde ze zelfs aan boord. Vanaf de Zaan heb je nog een mooier zicht op de molens. Voorlopig maar eens fietsen naar de beoogde eindhalte in Wormerveer. We arriveerden daar om half twaalf en daar bleek de Zaanhopper pas om 1 uur te komen. We schrijven hem voor vandaag definitief af. Langs het water vonden we een terrasje dat net open ging. Bij de koffie respectievelijk thee kregen we een grote biscuit gehuld in chocolade. Dat paste goed bij onze Pavlov-reactie toen we langs de chocoladefabriek fietsten. We complimenteerde de uitbaatster met de tractatie en ze zei dat ze zelf ook erg lekker vond. Ja, dat konden we wel zien.
Op een gegeven moment zegt ze, ik doe het scherm omlaag, want we willen naar voetballen kijken. Josephine en ik keken elkaar aan omdat we dachten dat we uit de zon gehaald werden. Maar het bleek een projectiescherm te zijn: ze gingen naar AZ – PSV kijken. Tegen zoveel enthousiasme konden we niet op en we afficheerde ons als ADO- respectievelijk Excelsior-fan. Bij dat laatste keek ze me vol medelijden aan: ‘Die deden het niet zo best; vorige week nog verloren ze van AZ’. Toen Josephine naar binnen liep om te betalen, zag ze dat niemand naar het projectiescherm keek, maar naar de kleine TV achter de bar.

Josephine stelde voor om naar Purmerend te rijden. We fietsten door het prachtige, waterrijke Wormer- en Jisperveld. In Purmerend nog een ijsje bij Roberto’s ijssalon; de eigenaren oogden niet Italiaans, eerder Aziatisch. Josephine gokte op geadopteerde Koreanen.

Vanaf Purmerend – geen vertraging door mijn val - reden we met de trein via Zaandam weer naar huis. Vanaf Zaandam was de sprinter behoorlijk vol en ik kon maar net een plaatsje vinden voor de fiets en voor mijzelf. Ik pakte mijn boek ‘Biggles in de kou’ uit 1962 dat zich afspeelt in de korte oorlog tussen Finland en Rusland (1939/1940). ‘Ik ben ze ook aan het herlezen,’ zei een man terwijl hij zich naar mij toe boog. ‘Ik heb net dat boek uit dat zich in Vuurland afspeelt’. ‘Ja, met dat goud dat plantkundigen toevallig hadden gevonden en weer begraven hadden,’antwoordde ik. Want ik had dat boek onlangs gelezen.
Mannen reageren altijd als ze een Biggles-boek zien, maar dat iemand ze ook aan het herlezen was, had ik nog niet eerder meegemaakt.

Virtueel nog 24 te gaan.

7 augustus 2011