maandag 11 augustus 2008

Bloemkoolwijken

Bloemkoolwijken zijn gebouwd tussen 1970 en 1985 en worden in de volksmond ook wel verdwaalwijken genoemd. Kenmerkend aan de wijken is dat ze verkeersluw zijn en gericht op sociaal contact. Vaak is er dan ook een hoofdweg waar geen bebouwing is met aftakkingen naar de (doodlopende) woonerven. Ook is er veel openbaar groen. De wijken waren destijds een reactie op de onpersoonlijke hoogbouw uit de jaren zestig en de toename van het autoverkeer. De straat moest haar oude sociale functie weer terugkrijgen.
De kinderen die geboren zijn in de bloemkoolwijken zijn de hangjongeren van nu.

Ook ik woon in een bloemkoolwijk en ik maak gebruik van de achterafstraatjes die de woonerven met elkaar verbinden. Dat is sneller en ik hoef geen wegen over te steken. Hangjongeren kennen wij ook. Ik woon vlak bij een brug en dat is een geliefd object. Eronder als het slecht weer is en op warme zomeravonden er bovenop. Dat gaat gepaard met veel drinken en ik moet dan ook altijd slalommen tussen de glassplinters door. Vanochtend lag er zelfs een hele fles wodka uitgespat. Ik kon hem niet vermijden en reed er vol overheen. Ik vertrouwde op mijn lekvrije banden.

Onthaasten 1
Vandaag hoef ik niet over te stappen en ik fiets op m’n dooie gemak naar het station van Nieuwerkerk aan den IJssel. Op het perron ga ik lekker in het zonnetje zitten lezen. Als lectuur heb ik een pocket uit de Biggles-serie meegenomen. Deze serie ben ik aan het herlezen. ‘Biggles vermist’ is de titel. Hiermee verwerk ik een jeugdtrauma. Ik had de serie als kind nagenoeg compleet, maar mijn moeder vond dat ik teveel bewaarde (waar ze geen ongelijk in had). Op een kwade dag moest ik uitzoeken welke van mijn (weinige) boeken ik aan het Rode Kruis wilde geven. Geeneen natuurlijk! Maar het moest. Hoe ik heb geselecteerd, weet ik niet, maar wel dat ik met lood in m’n schoenen naar de Rode Kruisbus liep. Mijn collega, Inge van ‘t Spijker, heeft de exemplaren van haar kinderen aan mij afgestaan en nu heb ik weer een mooie rij staan.

De sprinter is een comfortabel treintje. Het heeft een lage instap en je kunt dicht bij je fiets blijven. Bij Gouda stapt Josephine in en ik overhandig haar de DVD Pontje doen, De vliegende theedoek en wat foto’s van vorige tochten. Dat gewicht ben ik alvast kwijt. We bekijken de kaart van Gelderland voor ons fietsweekend in augustus. Eerst met de trein naar Arnhem en dan naar Brummen, concludeert Josephine. De kaarten mag ik weer mee naar huis nemen.

Wateroverlast
Bij Abcoude herinneren wij ons dat het nieuwe station nog niet op de kaart staat en we rijden gelijk de goede richting op naar Vinkeveen via Baambrugge (brug over de ban (rechtsgebied)-scheiding). Het onweer van gisteravond heeft de straten blank gezet van Vinkeveen. De brandweer heeft hekken neergezet en de auto’s slalommen daarom heen. De meeste auto’s rijden rustig, maar een automobiliste schept er behagen in Josephine helemaal nat te spetteren. Gelukkig heeft Josephine een snel drogend shirtje aan en met 28°C zal dat wel snel gaan.

Blote bast
Voorbij Nes aan de Amstel vaart het eerste pontje van vandaag: Fuut. Zodra hij ons ziet, verheft de veerbaas zich van zijn zitplaats. Meerdere vetlagen stulpen over de broekband bij de veerbaas, die vrolijk in z’n blote bast komt aanvaren. Josephine verbaast zich weer eens over het feit dat mannen geen schaamtegevoel lijken te hebben.
Aan de andere kant van de Amstel fietsen we weer verder.

Onthaasten 2
Het veer in Ouderkerk aan de Amstel staat al vol fietsers en wij kunnen nog net mee. Het is verbazingwekkend dat we ons altijd haasten om een pontje te halen, terwijl hij voortdurend heen en weer vaart. Als we even gewacht hadden, waren we met z’n tweeën op de pont geweest.
Drie mensen bedienen het veer. Eén man waarschuwt met een rode vlag het drukke scheepvaartverkeer, de andere man bedient het veer met klosjes rond de kabel en een vrouw haalt het geld op. Als we eenmaal aan de overkant zijn, maakt Josephine nog wat foto’s van de heen en weer varende pont. Ik zie dat de bramen al rijp zijn; dat stemt me droevig want dat betekent dat de zomer alweer op de helft is. Als we wegrijden, zien we nog net dat de drie mensen die het veer bedienen op klapstoeltjes op het veer zitten in afwachting van klanten.

Bij het Kleine Kalfje onder Amsterdam steken we weer de Amstel over en we denken nog eens terug aan die gedenkwaardige dag (6 juni 2006) dat we Menno Mennes hier tegenkwamen.

Waar zouden we zijn zonder de mobiele telefoon?
‘Nú rechtstaf!’ hoor ik ineens hard roepen. Ik ben niet gewend dat Josephine zo bevelend instructies geeft en bovendien was er nergens naar af te slaan; tegelijkertijd zie ik een gele wegenwachtwagen midden op de kruising scherp rechtsaf slaan. Ah, dat was voor hem. Nu zie ik ook de jongeman met een mobieltje aan de rechterkant van zijn hoofd.

50 jaar
Of we het derde pontje kunnen vinden, betwijfel ik. Hij vaart in Watergraafsmeer. Om daar te komen moeten we door Duivendrecht en Diemen fietsen. We fietsen van knooppunt naar knooppunt en we blijven maar in het groen rijden. Zien bordjes over het hoofd, maar komen altijd weer op de route terug. In Duivendrecht rijden we duidelijk ook door bloemkoolwijken. Een fietspad slingert door de wijken heen en we hoeven niet een keer een weg over te steken.

‘Waar komt de naam “bloemkoolwijk” vandaan?’ vraagt Josephine. ‘Als je deze wijken van bovenaf bekijkt, zijn de woonerven net roosjes van een bloemkool.’ Met Google earth moeten we dat dus kunnen zien, stellen we vast.

We bereiken de bouwput rond de Universiteit van Amsterdam en in de verte zien we een dijk. Als dat de Ooster Ringdijk is, dan zitten we goed. Het klopt. Tussen een paar huizen door zien we een pontje liggen. Pontificaal middenop staat een Keulse pot met rozen. Die zal wel niet meer varen, concluderen we. Even verderop staan op een bruggetje 2 dames te praten. Even vragen. ‘Ja hoor, volgens mij is Roel er wel.’ We rijden weer terug en zien - buiten de bloemen - ook nog ballonnen met 50 erop. Ik vraag aan Roel of hij vijftig is geworden. Hij vraagt of ik aan een nieuwe bril toe ben; hij is nl. 50 jaar getrouwd. De overtocht kost twee kwartjes. Josephine verblikt of verbloost niet en rekent snel uit dat het equivalent 50 eurocent is. (Wim, wel even verbeteren op de website van de Vereniging Vrienden van de Voetveren. Daar staat nog 20 cent.)
Aan de overkant komen we in een soort volkstuincomplex terecht en als we ons even oriënteren hoe we het snelst weer bij een station kunnen komen, vragen twee dames een fietspomp te leen. Terwijl de een aan het pompen is, wil de ander ons per se uitleggen welk station de beste keuze is. Het Muiderpoortstation is de beste optie. Trefzeker rijdt Josephine erop aan.

Noord-Holland-Zuid dichtgereden?
Als we uitgeput en verhit op het perron zitten, vraag ik aan Josephine of ik daar een foto van zal maken. Josephine vindt dat geen goed idee.
‘Zijn we nou klaar met Noord-Holland-Zuid?’ vraagt Josephine hoopvol. ‘Ja,...’ Josephine zucht van verlichting ‘...tenminste als we de 5e druk van het Verenboekje aanhouden.’ Dat doen we maar, anders wordt het zo frustrerend.

De wodkafles was ik allang weer vergeten. Hij ligt er niet meer; iemand heeft de scherven onder een struik geveegd. Mijn vertrouwen in de lekvrije banden is niet beschaamd.

Nog 87 te gaan.

PS:
Ik kreeg nog een spontane reactie op mijn verhaal over onze vergeefse tocht in december 2007 naar de Korendijkse slikken van ene Henk:
‘Ik ben vandaag geweest, in het 'droge' juli dus. Nog steeds tot je enkels in de blubber, maar wel prachtig is het daar. Je moet echt nog eens een poging wagen! Wanneer je bij de uitkijkpost aan komt, moet je lopend vanuit die post meteen links afslaan. Dan kom je bij het voetveer. Na het voetveer kun je linksaf langs het water, of rechtsaf door de rimboe. Succes!’

http://www.svpiershil.nl/index.php/multimedia/groots/121-groots/533-groots-3-inge-op-survival